Propolis
Bestel ons boek over Propolis
Voorwoord
Het is voor ‘gewone’ artsen moeilijk te aanvaarden, dat er naast de medicijnen van de farmaceutische industrie nog andere middelen bestaan met een geneeskrachtige werking. Met grote zelfverzekerdheid wordt alles wat niet in de op de universiteit aangeleerde denkwereld past, al bij voorbaat afgewezen. Ook ik ben in dit nest opgegroeid en heb de argwaan tegen alles wat niet-universitair is met de paplepel ingegoten gekregen. Dat ik propolis als een serieus alternatief geneesmiddel ben gaan zien, is dan ook vooral te danken aan het doorzettingsvermogen van mijn schoonvader Piet van der Harst. Hij had zich in het kader van zijn naderende pensionering een bijenvolk aangeschaft en las in zijn bijenkrantje een artikel over het gebruik van propolis bij hooikoorts. Mijn schoonmoeder, die toevallig hooikoorts had, werd zijn eerste ‘patiënt’. En na haar volgden er nog vele kennissen met diverse andere kwalen. Op elke familiebijeenkomst moest ik de enthousiaste verhalen over zijn propolis aanhoren.
Het heeft hem ongeveer een jaar gekost om mijn nieuwsgierigheid zodanig te prikkelen, dat ik zijn propolis eens wilde proberen bij mijn patiënten. Mijn eerste ervaring met propolis deed ik op bij een vijfjarig jongetje dat astma had. Hij bleek allergisch te zijn voor onder meer huisstof en huidschilfers van verschillende dieren. Een bezoek aan zijn oma die op een boerderij woonde, leverde steevast benauwdheids aanvallen op, zodat hij daar eigenlijk niet meer heen kon. Hij kreeg propolis en binnen twee weken was zijn astma al een stuk opgeknapt. Nog eens twee weken later kon hij voor het eerst sinds jaren weer zonder problemen bij zijn oma op bezoek gaan. Mijn tweede propolis-patiënt was een driejarig meisje, dat al vanaf haar geboorte onder het eczeem zat. Allerlei zalven waren al geprobeerd, maar niets had tot dan toe echt geholpen. Ondanks mijn verwachting dat het nu ook zo zou gaan, heb ik propolis meegegeven. Tot mijn grote verbazing bleek ze na twee weken voor een groot deel van haar eczeem verlost te zijn. En in de weken daarna werd haar huid zelfs helemaal gaaf.
Toen wilde ik natuurlijk alles over propolis weten. Maar zoals eigenlijk wel te verwachten was, kon ik in mijn medische boeken en tijdschriften thuis niets over propolis vinden. Een drietal populaire boekjes, die ik van mijn schoonvader kreeg, brachten mij evenmin veel verder. Ze stonden wel bol van de lovende verhalen over allerlei successen en pseudo-medische wetenswaardigheden. Maar praktische informatie over het gebruik ontbrak geheel. Ik kreeg dan ook sterk de indruk dat de schrijvers ervan slechts overgeschreven hadden wat anderen er al over hadden geschreven, zonder dat ze zelf enige persoonlijke ervaring hadden met het gebruik van propolis. Mijn argwaan ten aanzien van propolis werd hierdoor eerder nog versterkt dan weggenomen. Om nu toch enig ‘objectief bewijs’ van de werkzaamheid van propolis te vinden en met eigen ogen te aanschouwen, koos ik voor het onderzoeken van de veelgeprezen bacteriedodende werking. In het ziekenhuis kreeg ik van de bacterioloog een aantal bacteriekolonies ter beschikking om proeven mee te doen. Tot mijn verbazing wilden die bacteriën inderdaad niet meer groeien toen ik daar propolis aan toevoegde. Vanaf dat moment was ik ervan overtuigd dat propolis echt iets doet, al begreep ik nog niet precies hoe en wat.
Bij het zoeken naar informatie hierover heeft de bibliotheek van de Proefbijenstand Ambrosiushoeve te Hilvarenbeek van het ministerie van -Landbouw mij op het juiste spoor gezet.
Uit de vele publicaties over propolis blijkt dat er in de laatste jaren, vooral in de Oost-Europese landen, veel wetenschappelijk onderzoek naar propolis is gedaan. De belangrijkste resultaten hiervan heb ik in dit boek vermeld. Daarmee biedt dit boek niet alleen aan gebruikers, maar ook aan collega-artsen en therapeuten de nodige achtergrondinformatie over de werking van propolis. Daarnaast zijn praktische gebruiksadviezen opgenomen bij de diverse aandoeningen waarbij je propolis zou kunnen toepassen. Ik hoop dat zowel gebruikers als voorschrijvers er hun voordeel mee zullen doen.
Castricum, februari 1987
Sinds de eerste druk verscheen, is er veel nieuwe informatie over propolis beschikbaar gekomen. Bij de voorbereiding van deze vierde druk heb ik gekeken in de grootste medische databank PubMed (www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/). Dit is de onlineversie van de medische bibliotheek van het ministerie van Volksgezondheid van de VS (US National Library of Medicine). Deze databank bewaart artikelen van gerenommeerde medische vaktijdschriften. Iedereen kan in PubMed kijken en van alle wetenschappelijke artikelen de samenvatting lezen. Om het volledige artikel te lezen, een password nodig. Overigens is een deel van de artikelen ook zonder password te downloaden. Dat staat dan naast dat specifieke artikel vermeld (‘free article’). Op de dag dat ik deze herdruk bewerkte, waren er 1570 wetenschappelijke artikelen over propolis in de databank van PubMed aanwezig. Daaruit blijkt dat veel eigenschappen die aan propolis werden toegeschreven de laatste jaren goed zijn onderzocht en juist zijn gebleken.
Kapel Avezaath 30 oktober 2012
Inleiding
Propolis is het grote geheim van de bijen. Dank zij dit mysterieuze, -kleverige spul hebben bijenvolken zich miljoenen jaren weten te beschermen tegen allerlei ziekten. Bijen leven immers in volken van 30 à 50.000 bijen. Ze zitten in een kleine ruimte opeengepakt. Zonder een behoorlijke bescherming tegen binnendringende ziektekiemen zou een volk snel ten dode zijn opgeschreven. Een paar zieke bijen kunnen in -korte tijd een epidemie veroorzaken. Het woord ‘propolis’ stamt uit het Grieks. Het is een samenvoeging van de woorden ‘pro’ en ‘polis’. Pro betekent ‘ten behoeve van’ of ‘ter bescherming van’. Polis betekent ‘burcht’ of ‘vesting’. Wat propolis dus voor het bijenvolk betekent, wist men rond het begin van onze jaartelling al goed in te schatten: een stof die diende ter bescherming van de woning en zijn bewoners. Het is merkwaardig dat deze -eigenschap van de bijen de mens zo weinig is opgevallen.
Propolis werd (en wordt) door de meeste imkers alleen maar beschouwd als een lastig en kleverig goedje waarmee bijen alles wat los- en vastzit vastplakken. Dat propolis een geneeskrachtige werking bezit, werd tot voor kort niet onderkend. De heilzame werking van honing daarentegen is in de volksgeneeskunde wel erkend. Het is een welhaast oeroude remedie tegen allerlei kwalen als verkoudheid, hoesten, keelpijn, slapeloosheid, maagpijn, reuma, slecht genezende wonden of wintervoeten. Die heilzame werking is niet zozeer te danken aan de suikers die de honing bevat, maar meer (of vooral) aan de kleine hoeveelheid propolis (1 procent).
Propolis is niet de naam voor één bepaalde chemische verbinding, maar een mengsel van een ruim 300 verschillende stoffen. Propolis wordt door bijen gemaakt uit harsen en sappen van vooral de knoppen van bepaalde bomen. Op ingenieuze wijze maken bijen zo gebruik van de natuurlijke stoffen die bomen beschermen tegen diverse ziekten. Waarom zouden wij mensen daar niet ons voordeel mee doen?
Door zijn veelheid aan verschillende bestanddelen heeft propolis een uitgebreid scala van eigenschappen. Een groot aantal uiteenlopende werkingen bij de mens is inmiddels bekend geworden en ook wetenschappelijk aangetoond. Behalve dat propolis een goede werking tegen bacteriën, virussen en schimmels heeft, stimuleert propolis het afweersysteem van het lichaam, remt het de ontstekingsreacties en bevordert het de wondgenezing. Ook heeft propolis een pijnstillende en krampstillende werking, en een gunstige invloed op bloedvaatwanden. Voorts is propolis onder meer anti-allergisch, bevordert het de galafvloed en verlaagt het de bloeddruk. Door de veelheid van aandoeningen waarbij propolis gebruikt kan worden, wordt misschien de indruk gewekt dat het een soort haarlemmerolie is voor alle kwalen. Dit is beslist niet het geval, al wordt dit soms wel door anderen gesuggereerd.
Hoe maken bijen propolis?
Propolis wordt door bijen gemaakt uit de harsachtige substantie die zich op de knoppen, bladeren of de schors van verschillende boomsoorten bevindt. Het verzamelen van deze plantaardige hars is voor de bijen een tijdrovende zaak. Hars is taai materiaal, zeker als het nog niet zo warm is. Met hun kaken en voorpoten werken de bijen telkens een klein stukje hars los om dit tussen de voorpoten te kneden tot een klein balletje. Vervolgens pakt de middenpoot het harsballetje over en stopt het in het ‘pollenkorfje’ van de achterpoot. Als op deze wijze een paar balletjes hars zijn verzameld, vliegt ze terug naar de kast, waar andere bijen de harsoogst overnemen om het in de kast verder te bewerken. De eigenlijke verwerking van de propolis, het dichtkitten van spleten en oneffenheden in de kast, gebeurt pas in de namiddag. Hierbij ondergaat de propolis nog een verandering waardoor het hard wordt.
Het verzamelen van hars kan praktisch alleen gebeuren als het warm is. Want anders is de hars voor een bij te taai om van de boom af te knagen. En dan nog is ze er lang mee bezig. In diezelfde tijd kan een bij wel drie keer op en neer vliegen met een lading nectar. Er zijn dan ook imkers die de binnenkant van de kast zelf maar glad en kiervrij maken, zodat er voor de bijen meer tijd is om nectar en pollen te verzamelen.
Bijen verzamelen het gehele vliegseizoen hars om propolis te maken. In het voorjaar is nog maar weinig propolis nodig. De nadruk ligt in die maanden op het verzamelen van nectar en pollen voor de groei van het volk. De meeste hars wordt verzameld in de maanden juli, -augustus en september, wanneer het volk zich voorbereidt op de komende winter.
Harsbronnen
De belangrijkste bron voor het maken van propolis is de harsachtige -afscheiding van knoppen en schors van bomen en heesters. In West–Europa wordt de meeste hars door de bijen van de knoppen van populieren gehaald. Ook berken leveren geschikte harsen. Van de tientallen soorten bomen heeft de hars van de populier en de berk blijkbaar de voor bijen meest geschikte samenstelling. Wanneer er binnen een straal van ongeveer 4 kilometer rondom de bijenkast (het vliegbereik van bijen) geen populier of berk te vinden is, moeten ze hun toevlucht nemen tot andere bomen, zoals wilg, eik, els, kastanje of hazelaar. Maar ook van sparren (vooral de balsemspar) en coniferen (met name de jeneverbes) kunnen ze hars halen.
Samenstelling propolis
Propolis is voornamelijk samengesteld uit stoffen die van plantaardige oorsprong zijn. Voor een deel is de samenstelling direct te vergelijken met die van de stof uit de belangrijkste bron: de harsachtige afscheiding van de knoppen van populieren en berken. Maar in tegenstelling tot wat men vroeger dacht, is propolis niet helemaal hetzelfde als de verzamelde harsen. Door de bewerking die de hars onder invloed van het kauwen en het toevoegen van speeksel van de bij ondergaat, ontstaan er ook nog andere stoffen. Daarom is het in feite niet juist om te stellen dat bijen simpelweg propolis verzamelen. Bijen verzamelen het basismateriaal (hars) om daar vervolgens zelf propolis van te maken.
De moderne, chemische analysemethoden hebben het mogelijk gemaakt de boomsappen (harsen) te analyseren. Hierin zijn veel stoffen ontdekt die een natuurlijke werking tegen ziektekiemen blijken te bezitten. Dit zijn vooral de zogeheten flavonoïden. Ze beschermen de boom tegen het binnendringen van verschillende ziekten. Bijen maken dankbaar gebruik van die stoffen. Ze weten instinctief die bomen te vinden waarvan de hars voor hen het meest geschikt is. Zo blijken er in de harsen op de knoppen van de populier en van de berk praktisch dezelfde flavonoïden te zitten als in propolis. Met extracten van populierknoppen heeft men in het laboratorium grotendeels dezelfde bacteriesoorten kunnen doden als met propolis! Ook de hars van de knoppen van de paardekastanje blijkt sterke, bacteriedodende eigenschappen te bezitten. Maar omdat deze hars in vergelijking met populierenhars erg kleverig is, blijken bijen weinig interesse voor de hars van de paardekastanje te hebben.
Omdat de samenstelling van de harsen van boomsoort tot boomsoort kan verschillen, verschilt ook de samenstelling van de propolis van land tot land en zelfs van streek tot streek. Propolis uit streken waar populieren of berken groeien, blijkt het meest van constante samenstelling te zijn en voldoende effectief te zijn tegen ziektekiemen. Uit diverse proeven in het laboratorium is gebleken dat propolis van een andere oorsprong veel minder goed in staat is bacteriën en schimmels te doden.
De samenstelling van propolis
Verse propolis is een kleverige, geelbruine of roodbruine, harsachtige stof. Wat oudere propolis is vrij hard en heeft een donkerder bruine tot soms zwarte kleur. Propolis heeft de aangename, karakteristieke geur van populieren of berken, honing en was, waardoor het gemakkelijk te herkennen is. Wanneer je die geur eenmaal kent, kun je deze in april, als de knoppen van de bomen op springen staan, in het bos ruiken.
Propolis is een ingewikkeld mengsel van diverse natuurlijke stoffen. Met behulp van de moderne, chemische analysemethoden (dunnelaagchromatografie, kolomchromatografie en gaschromatografie) is, vooral in de afgelopen vijftien jaar aangetoond dat propolis meer dan 300 verschillende stoffen bevat (Viuda-Martos 2008). Meestal gaat het om chemische stoffen die vanuit het onderzoek bij planten en bomen al langer of korter bekend waren. Ook de functie van die stoffen is goeddeels bekend.
Tot 1970 was er over de samenstelling van propolis weinig bekend. Men hield het op een mengsel van harsen en was, met daarin etherische (vluchtige) oliën en flavonoïden (plantaardige kleurstoffen), vitaminen en mineralen. Die samenstelling was al in 1908 door Bohrisch in een Duits medisch tijdschrift gepubliceerd. In de jaren hierna is er aan die lijst kennelijk weinig toegevoegd. Dat is niet zo verwonderlijk, want men was in die jaren nog niet in staat om de verschillende bestanddelen van propolis aan de harsachtige substantie te onttrekken. Inmiddels zijn er betere manieren gevonden om propolis op te lossen, waardoor het met behulp van de moderne, chromatografische methoden mogelijk is geworden meer stoffen in propolis te ontdekken.
In 1969 werden al de eerste zes flavonoïden ontdekt. Toch werd op het wereldcongres van bijenhouders (Apimondia) in 1975 door -Nikolaev nog steeds dit eenvoudige rijtje genoemd, dat. heden ten dage nog steeds in populaire boekjes en reclamefolders over propolis te vinden is. Uitgebreide informatie over de samenstelling van propolis is later beschreven door Marcucci (1995) en Papotti (2011).
Samenstelling van propolis naar Nikolaev (1975):
- 55 procent harsen
- 30 procent was
- 10 procent etherische oliën
- 5 procent pollen
- sporen, vitaminen en mineralen.
Propolis bestaat voor het grootste deel uit harsen. Wanneer propolis in een sterk geconcentreerde, alcoholische oplossing wordt gedaan, lost een groot deel ervan op (balsem). De onoplosbare was zakt naar de bodem.
In propolis-balsem (ook wel propolis-extract of propolis-tinctuur genoemd) bevinden zich de volgende bestanddelen:
- etherische oliën
- flavonoïden
- lipoïden
- eiwitten
- suikers
- vitaminen
- mineralen.
Etherische oliën
In planten komen diverse stoffen voor die een kenmerkende geur bezitten, en die daarom ook wel aromatische stoffen worden genoemd. Uit bepaalde plantendelen kan men een geurende olie winnen. De vluchtige olie waarin zich geurstoffen bevinden, wordt etherische olie genoemd. Deze oliën worden onder meer gebruikt als geur- en smaakstoffen in de voedingsmiddelenindustrie, maar ook voor het maken van cosmetica en geneesmiddelen.
Van de door bijen uit bomen en planten gehaalde aromatische verbindingen zijn er inmiddels 31 in propolis aangetoond. Vaak is precies bekend uit welke boom de bijen dit halen. Een aantal van de in propolis gevonden aromatische stoffen werd al lang gebruikt als geurstof, bijvoorbeeld kaneelzuur en vanilline.
Van de aromatische verbindingen in propolis heeft een achttal een goede werking tegen bacteriën en schimmels. Dit zijn onder meer benzoëzuur, caffeïnezuur, eugenol, ferulazuur, pterostilbeen en sorbinezuur. Benzoëzuur wordt gebruikt als conserveringsmiddel, bijvoorbeeld in margarine tegen het ranzig worden door boterzuurbacteriën en in vruchtendrank tegen schimmelvorming. Ook sorbinezuur wordt in de voedingsmiddelenindustrie als conserveringsmiddel gebruikt.
Andere bestanddelen van de etherische oliën zijn anethol, -bisalodeen (bestanddeel van bergamotolie), borneol (wordt wel gebruikt bij de bestrijding van motten), cumarinezure benzyl ester (heeft waarschijnlijk een licht bloedverdunnend effect), farneol (de geurstof uit -lelietjes van dalen), nerolidol en pineen.
Flavonoïden
De flavonoïden vormen een grote groep van gele pigmenten (kleurstoffen) die voorkomen in de bladeren van bomen en planten en in de harsen op de knoppen van bomen. De samenstelling van de flavonoïden verschilt per boomsoort. Het lijkt wel alsof de bijen precies die bomen herkennen waarvan de samenstelling van de flavonoïden het best past bij hun behoefte. Uit onderzoek is gebleken dat de flavonoïdensamenstelling van propolis het meest overeenkomt met die van de knoppen van de populier en de berk. Merkwaardig is wel dat in de knoppen van deze twee boomsoorten enkele flavonoïden aanwezig zijn, die niet in propolis zijn teruggevonden. Er wordt daarom wel gedacht dat deze door de enzymen van de bijen worden omgezet in andere, voor de bij nuttiger flavonoïden.
Propavko (1978) is de belangrijkste onderzoeker van flavo-noïden in propolis. In 1969 ontdekte hij acacetine, kaempferide, pinostrobine en rhamnocitrine. In de jaren daarna ontdekte hij in het Instituut voor de chemie van de natuurlijke stoffen in de Sovjet Unie nog negen andere flavonoïden.
Ook Schneideweind (1975), verbonden aan de Lutheruniversiteit in Halle aan de Saale (Oost-Duitsland), heeft belangrijk onderzoek naar de flavonoïden in propolis verricht. Hij ontdekte flavonoïden, waaronder -pectolinarigenine, pinobanksine, 3-acetyl-pinobanksine en sakurantine.
Inmiddels zijn er 26 verschillende flavonoïden in propolis ontdekt. De belangrijkste hiervan zijn, behalve de hiervoor genoemde, -apigenine, chrysine, galangine, luteoline, pinocembrine, pinostrobine, quercetine en tectochrysine. De meeste hiervan zijn natuurlijk werkzame antibiotica tegen bacteriën, virussen en/of schimmels. Sommige hebben een krampstillende werking, bevorderen de galafvloed of zijn pijnstillend. Ook andere effecten van flavonoïden zijn beschreven, zoals het remmen van ontstekingsreacties, het stimuleren van de vorming van antistoffen en het bevorderen van de groei. Door een gunstige invloed op de bloedvaten en de rode bloedcellen gaan ze het ontstaan van slagaderverkalking en trombose tegen.
Onlangs is door König (1985) een nieuwe groep flavonoïden ontdekt; de caffeoylics. Deze zouden een goede werking tegen virussen bezitten. Meer informatie hierover ontbreekt echter nog. De geneeskrachtige werking van propolis is zonder twijfel voor het belangrijkste deel te danken aan de flavonoïden. De eigenschappen van de verschillende flavonoïden zijn in het laboratorium door diverse wetenschappers onderzocht en aangetoond. Daarbij is ook duidelijk geworden dat de verschillende bestanddelen van propolis niet slechts afzonderlijk werkzaam zijn, maar vaak elkaars werking versterken.
Lipoïden
Lipoïden is de verzamelnaam voor een zeer heterogene groep van in de natuur voorkomende, vetachtige verbindingen. De in propolis aanwezige bijenwas is zo’n natuurlijke, vetachtige verbinding. Slechts een klein deel ervan is in alcohol oplosbaar. Het meeste blijft bij het maken van propolis als tinctuur op de bodem achter en wordt verwijderd. Na verloop van tijd kunnen zich alsnog kleine wasdeeltjes vormen, die zich dan in het flesje als bruine wolkjes op de wand afzetten. Alleen de vetachtige stof myristinezuur blijft in oplossing.
Maciejewicz heeft aangetoond (1984) dat er zich in propolis nog andere lipoïden bevinden, namelijk de steroïden chalinasterol, -fuctosterol, en stigmasterol. Steroïden zijn een grote groep van vet-achtige stoffen, waartoe onder meer cholesterol, vitamine D en diverse hormonen behoren. Het is vooralsnog onduidelijk wat de kleine hoeveelheden steroïden in propolis voor betekenis hebben. Waarschijnlijk -hebben ze bij de mens geen effect.
Eiwitten
Propolis bevat een geringe hoeveelheid eiwitten die zijn opgebouwd uit een aantal aminozuren. Uit een analyse van Derevici (1978) blijkt dat het om acht verschillende aminozuren gaat: fenylalanine, leucine, tryptofaan, alanine, asparaginezuur, glutaminezuur, glycine en serine. De eerste drie hiervan zijn essentiële aminozuren. Dat betekent dat het om eiwitstoffen gaat die de mens niet zelf kan maken, maar via de voeding moet binnenkrijgen.
De hoeveelheid aminozuren in propolis is te gering om een substantiële bijdrage aan onze eiwitbehoefte te leveren. Maar dat wil niet zeggen dat de aminozuren in propolis geen bijdrage aan de werking van propolis bij sommige ziekten kunnen leveren.
Suikers
Dat er in propolis ook een beetje suiker zit, zal niemand verbazen. Propolis is immers een bijenproduct. Toch is dit nog niet zo erg lang geleden pas door Maciejewicz (1984) ontdekt. Hij kon zeven verschillende suikers aantonen, te weten fructose (vruchtensuiker), glucose (druivensuiker), -gulose, ramnose, sacharose (rietsuiker), sorbitol en talose. Veel waarde hoeft men waarschijnlijk niet aan deze suikers toe te schrijven. De hoeveelheden zijn daarvoor te gering.
Vitamines
In de diverse juichende reclamefolders over propolis is te lezen dat propolis ‘rijk is aan natuurlijke, actieve vitamines’. Dit is zwaar overdreven reclamepraat, maar er zitten inderdaad wel wat vitamines in propolis. Haydak (1942) heeft daar uitgebreid onderzoek naar gedaan. Hij vond in propolis sporen van de vitamines A, B1, B2, B5, B6, C, E en van nicotinezuur (vitamine PP). De hoeveelheden waren zo klein dat je een ons tot een kilo propolis zou moeten innemen voor je aan de dagelijkse behoefte aan die vitamines hebt voldaan. In wetenschappelijke literatuur over propolis wordt dan ook verder niet meer over vitamines in propolis gerept.
Spoorelementen
Minerale voedingsstoffen waarvan we maar erg weinig nodig hebben (enkele milligrammen of minder per dag), worden spoorelementen genoemd. Ze zijn onder meer nodig voor de opbouw van vele enzymen en van de weefselcellen. De spoorelementen in propolis zijn dus niet slechts ballaststoffen, maar bezitten een biologische activiteit.
Marinescu (1980) heeft met spectraalanalyse negentien mineralen in propolis aangetoond. Bijna alle voor de mens belangrijke spoor-elementen blijken in propolis aanwezig te zijn. Alleen fluor en jodium ontbreken. De hoeveelheid van de verschillende spoorelementen in propolis is wel betrekkelijk gering. Bij normaal gebruik levert propolis er niet genoeg van op om in de dagelijkse behoefte te voorzien. Maar bij sommige ziekten kan er aan bepaalde spoorelementen een verhoogde behoefte bestaan. De extra hoeveelheid spoorelementen in propolis kan dan een welkome aanvulling zijn.
Marinescu deed door middel van spectraalanalyse ook een -onderzoek naar mineralen in de hars van de knoppen van de populier. Hierin kon hij zeventien van de negentien mineralen aantonen die propolis bevat. De concentratie van de meeste van deze zeventien mineralen was zelfs min of meer gelijk aan die in propolis. Dit wijst er, evenals andere onderzoekingen, op dat in streken waar populieren groeien, deze boom de belangrijkste bron is voor bijen.
Spoorelementen in propolis (Marinescu, 1980):
voor de mens belangrijk:
- chroom mangaan selenium vanadium
- kobalt molybdeen silicium ijzer
- koper nikkel tin zink
- voor de mens (waarschijnlijk) onbelangrijk:
- aluminium borium titaan
- barium strontium zilver
Regionale verschillen
Niet alle propolis is hetzelfde. Diverse onderzoekers hebben aangetoond dat de samenstelling van propolis per streek verschilt. Dat is ook niet zo verwonderlijk. Afhankelijk van bodemgesteldheid, klimaat en hoogte (laagland of bergen) variëren de boomsoorten. Dit leidt vooral tot verschillen in de samenstelling van met name de etherische oliën. Elk boomtype kent zijn eigen typische geurstoffen. Propolis uit Zuid-Italië bevat bijvoorbeeld etherische oliën uit cypressen. In Nederlandse propolis bevinden zich daarentegen etherische oliën uit populieren en berken en uit eiken, hazelaars en wilgen.
De geneeskrachtige werking van propolis kan voornamelijk worden toegeschreven aan de verschillende flavonoïden die zich daarin bevinden. De knoppen van populieren en berken leveren beide verschillende flavonoïden. De knoppen van populieren en berken leveren beide voldoende van deze essentiële flavonoïden. In de landen waar het belangrijkste onderzoek naar de werking van propolis wordt gedaan (West- en Oost-Europa), zijn beide boomsoorten wijd verspreid aanwezig. De aangetoonde geneeskrachtige werking van propolis geldt dan ook voor de propolis van het ‘populiertype’ het ‘berktype’ en het ‘gemengd populier-berktype’. Ongeveer 95 procent van de Europese propolis behoort tot een van deze drie typen.
Hoewel er in de verschillende Europese landen verschillen kunnen bestaan in de samenstelling van de etherische oliën, is de samen-stelling in de belangrijkste flavonoïden vrij constant. Van propolis uit de landen buiten Europa is veel minder bekend. Deze propolis-typen zijn in elk geval onvoldoende wetenschappelijk onderzocht om hierover iets met zekerheid te kunnen zeggen. Men kan zich dus het beste beperken tot het gebruik van Europese propolis.
Voor de behandeling van allergische aandoeningen is ook de samenstelling van de etherische oliën van belang. Deze dienen een afspiegeling te zijn van die in de ons omringende natuur. In dit geval is dan Nederlandse propolis te verkiezen. Helaas staat dit niet altijd op de verpakking vermeld.
Doordat de samenstelling van propolis uit de diverse wereld-delen erg kan verschillen is het moeilijk om propolis-producten met -elkaar te vergelijken en een soort van standaardisatie te krijgen. Dit maakt het verrichten van wetenschappelijk onderzoek erg moeilijk (Bankova 2005).
De eigenschappen van propolis
Door zijn gevarieerdheid wat de actieve stoffen betreft, bezit propolis een breed spectrum van eigenschappen. Propolis werkt daardoor bij ziekten die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. Dit kan vooral bij artsen een groot wantrouwen wekken. Want in de medische wereld is geen enkel ander gangbaar middel bekend dat bij zo’n veelheid van aandoeningen kan worden toegepast.
De volgende eigenschappen kunnen aan propolis worden toegeschreven:
- antibacteriële werking, doordat het bacteriën doodt dan wel in hun groei afremt.
- antivirale werking door groeiremming virussen
- remt groei van schimmels
- versterkt de werking van antibiotica
- antioxidant
- remt ontstekingsreacties
- werkt antireumatisch
- remt slagaderverkalking en trombose
- stimuleert bloeddoorstroming
- werkt tegen pijn en jeuk
- is antiallergisch
- stimuleert de afweer van het lichaam tegen infecties
- heeft mogelijk een gunstig effect tegen kanker
- herstelt vitaliteit bij algehele malaise
- krampstillende werking op de darmspieren
- stimuleert de galafvloed
- versterkt de werking van vitamine C
- gaat bederf van voedingsmiddelen tegen.
Naar bijna alle genoemde werkingen van propolis is inmiddels onderzoek verricht. De resultaten hiervan zijn in diverse medische bladen gepubliceerd. Goede overzichtsartikelen zijn gepubliceerd door Marcucci (1995), Burdock (1998), Lofty (2006) en Viuda (2008). De belangrijkste effecten van propolis komen hierna aan bod.
Bacteriën
De antibacteriële werking van propolis is in tientallen wetenschappelijke onderzoekingen en publicaties overtuigend aangetoond. Een groot aantal bacteriesoorten blijkt gevoelig tot zeer gevoelig te zijn voor propolis.
Het eerste systematische onderzoek hiernaar is verricht door Kivalkina (1948). Hij ontdekte de werking van propolis tegen de Stafylococcus aureus. Dit is de belangrijkste veroorzaker van wondinfecties. Ook steenpuisten, borstontsteking, nagelriemontsteking, botontsteking en lymfvatontsteking kunnen door deze bacterie worden veroorzaakt.
Veel onderzoek naar de bacteriedodende werking van propolis is gedaan door Derevici (1978). Zij ontdekte in 1964 de goede werking van propolis op onder meer streptokokken (veroorzaken keelamandelontsteking, roodvonk, wondinfecties, belroos), Escherichia coli (blaasontsteking), Salmonella (darminfecties als paratyfus) en Shigella (darminfecties als dysenterie).
Een derde autoriteit op het gebied van propolis is Lavie (1980). Van zijn hand verschenen de laatste jaren zeventien publicaties over de werking van propolis. Hij ontdekte de gunstige werking van propolis op onder meer Proteus vulgaris (blaasontsteking). Weer andere onderzoekers stelden vast dat propolis een positief effect heeft op Clostridium difteriae en Mycobacterium tuberculosis.
Lavie vergeleek ook de werking van propolis op diverse bacteriesoorten met het effect dat extracten van de knoppen van populieren op die bacteriën hebben. Er bleken zeer veel overeenkomsten in werking te bestaan. Uit zijn analyses bleek dat het antibacteriële effect van propolis voornamelijk wordt veroorzaakt door de flavonoïden die zich daarin bevinden. De vier belangrijkste flavonoïden die een antibacteriële werking hebben, zijn volgens de analyses van Lavie (1980), ižmárik (1978) en Metzner (1978): galangine, pinocembrine, pinobanksine en 3-acetyl–pinobanksine. Maar ook andere flavonoïden en cafeïnezuur, ferulazuur en benzoëzuur werken tegen bacteriën. Vergelijkbaar onderzoek is gedaan door Grange (1990).
Lavigne (2011) heeft onderzoek gedaan naar het effect van propolis bij herhaald optreden van een blaasontsteking. Daarbij werd vergeleken met het effect van capsules met cranberry en capsules zonder werkzame stof (placebo). Daarbij bleek de combinatie propolis en cranberry het meest effectief te zijn.
Berretta (2012) testte het antibacteriële effect van propolis tinctuur in drie verschillende sterktes (1,2, 2,4 en 3,6 procent) op vijf bacterieculturen (Pseudomonas aeruginosa, Klebsiella pneumoniae, Escherichia coli, Staphylococcus aureus en Staphylococcus epidermidis). Ter vergelijking werd getest met alleen het voor de propolis-extractie gebruikte oplosmiddel. Alle vijf bacteriesoorten waren gevoelig voor propolis. Opmerkelijk was dat er geen duidelijk verschil in effect bestond tussen de drie verschillende sterktes.
Toch zijn niet alle onderzoekingen met propolis waardevol. -Greceanu (1978) deed op het wereldcongres van bijenhouders Apimondia in Boekarest verslag van zijn vergelijkend onderzoek naar de werking van penicilline en die van propolis bij zeven bacteriesoorten. Hij vertelde daar dat propolis alle bacteriesoorten doodde, terwijl penicilline dat maar bij twee soorten deed. De vijf soorten die ondanks de penicilline toch bleven groeien, staan er in de medische wereld echter om bekend dat ze altijd ongevoelig zijn voor penicilline. Zo’n vergelijkend onderzoek van propolis en penicilline heeft daarom geen enkele zin en is een wel erg goedkope manier om de werking van propolis te ‘bewijzen’.
Resistentie tegen propolis is niet bekend
Een van de grote problemen bij het gebruik van antibiotica is het gemak waarmee sommige soorten bacteriën er resistent tegen worden. Tijdens de behandeling met een antibioticum blijkt dan dat de patiënt niet opknapt of steeds zieker wordt. De dokter kan dan natuurlijk een ander soort antibioticum voorschrijven. Maar dat helpt evenmin in alle gevallen. Door antibiotica op grote schaal te gebruiken komt het namelijk regelmatig voor dat bacteriën zelfs resistent zijn geworden tegen twee of meer -verschillende antibiotica. Er is dan laboratoriumonderzoek nodig om te bepalen voor welk antibioticum de desbetreffende bacterie nog wel gevoelig is. Met zo’n onderzoek kan echter kostbare tijd verloren gaan.
Resistentievorming van bacteriën tegen propolis is tot op -heden niet beschreven. Kivalkina (1978) heeft in haar laboratorium bewust geprobeerd bacteriën resistent te maken tegen propolis. Zij deed dit met de Staphylococcus aureus. Van deze bacteriesoort is bekend dat resistentievorming tegen antibiotica gemakkelijk optreedt. Maar ook na het vele malen overenten van Staphylococcus aureus op voedings-bodems met propolis, trad geen resistentievorming op. De gevoeligheid voor propolis bleef gelijk. Een vergelijkbare test met penicilline zou al heel snel voor penicilline resistente stafylokokken hebben opgeleverd.
Bacteriën die resistent zijn geworden voor bepaalde antibiotica, blijven gevoelig voor een behandeling met propolis. Shub (1981) testte dit op pus (etter) van 106 patiënten die waren behandeld met de antibiotica penicilline, erytromycine en/of tetracycline. De in de pus aanwezige Stafylococcus aureus bleek in alle gevallen resistent te zijn tegen een of meer van die drie antibiotica. De 106 bacteriestammen bleken daarentegen alle gevoelig voor propolis! Propolis is dus niet alleen een goed, antibiotisch werkend middel, maar blijkt ook goed te werken waar een ‘gewoon’ antibioticum faalt.
Propolis kan echter ook tegelijk met een antibioticum worden gebruikt. Ze blijken elkaar namelijk te versterken. Dit ‘potentiërende’ effect van propolis op antibiotica is door diverse onderzoekers beschreven, onder meer door Kivalkina (1978). Zij constateerde dat propolis de werking versterkte van onder meer penicilline, tetracycline, neomycine en streptomycine. In sommige onderzoeken werd een versterking van tien keer tot soms het honderdvoudige gemeld.
Schimmels
Schimmels veroorzaken bij de mens in de regel alleen infecties van de huid, de haren en de nagels. Zwemmerseczeem tussen de tenen, smetplekken in huidplooien (in de liezen of onder de borsten) en luieruitslag bij baby’s zijn de bekendste voorbeelden. Maar ook in lichaamsopeningen als de mond (bijvoorbeeld spruw) of de vagina (witte vloed) -kunnen schimmelinfecties voorkomen.
Schimmels komen overal in de natuur voor en veroorzaken -gemakkelijk houtrot. Het is daarom niet verwonderlijk dat propolis een antischimmelwerking heeft. Holle bomen hebben immers door de -eeuwen heen als onderkomen voor de bijen gefungeerd.
Vooral uit de onderzoeken van Metzner (1977) en ižmárik (1976) is gebleken dat propolis werkzaam is tegen diverse, bij de mens voorkomende schimmels. Een aantal flavonoïden (met name pinobanksine en pinocembrine) en cafeïnezuur zijn hiervoor verantwoordelijk. Schimmels die gevoelig zijn voor een behandeling met propolis, zijn -onder meer Candida albicans en dermatofyten (trychofyten en epidermofyten). Dit betekent dat de meest gangbare schimmelinfecties met propolis behandeld kunnen worden.
Virussen
Propolis heeft een goede werking tegen diverse virussoorten. Dit is bij de behandeling van diverse virusziekten als verkoudheid, griep en koortsblaar wel gebleken. Toch is het erg moeilijk de antivirale werking in het -laboratorium aan te tonen. Bacteriën en schimmels groeien gemakkelijk op speciale voedingsbodems in een glazen schaaltje. Wanneer men daarop een druppel propolis laat vallen, ontstaat rondom die druppel een ring waarin de bacterie of de schimmel niet meer wil groeien, als ‘bewijs’ van de werking van propolis. Met een virus lukt dit niet, want virussen groeien alleen maar op levend weefsel. Het technisch bewijs van de werking van propolis op virussen is dus veel moeilijker te leveren.
In eerste instantie heeft men propolis getest op plantaardige virusziekten, zoals het tabaksmozaïekvirus. Dit virus veroorzaakt gekleurde vlekken op de bladeren van tabaksplanten. Wanneer men een tabaksplant met het tabaksmozaïekvirus besmet en de bladeren vervolgens met propolis behandelt, kan aan het aantal ontstane vlekken beoordeeld worden hoe effectief propolis tegen het virus werkt. Zulke proeven zijn onder meer door Boj?nanský (1978) verricht. Afhankelijk van de manier waarop propolis op de bladeren werd aangebracht, nam het aantal vlekken af met 62-85 procent.
Er is ook onderzoek gedaan met voor de mens schadelijke -virussoorten. Crisan (1978) toonde met diverse proeven in weefsel-kweken aan dat propolis de groei blokkeert van het herpesvirus (onder meer de veroorzaker van de koortsblaar). Derevici (1978) deed proeven met het influenzavirus (veroorzaakt griep) op bevruchte kippeneieren. Ook in dit geval bleek propolis de groei van het virus af te remmen.
Proeven met virussen zijn technisch ingewikkelder dan die met bacteriën. Vandaar dat nog onvoldoende bekend is aan welke bestanddelen van propolis de antivirale werking moet worden toegeschreven. Waarschijnlijk hebben behalve quercetine, apigenine en acacetine ook andere flavonoïden een antiviraal effect.
Propolis remt ontstekingsreacties
Een ontsteking is een plaatselijke reactie van het lichaam op een schadelijke prikkel. Dat kan een bacterie zijn, maar ook een insectenbeet of een verbranding. Op die plaats ontstaat de karakteristieke ontstekingsreactie: verwijding van de kleine bloedvaten, het buiten de bloedvaten treden van witte bloedcellen en vocht, het opzwellen van het weefsel en het ontstaan van roodheid, warmte en pijn of jeuk. Propolis remt deze ontstekingsreactie. Dit is aangetoond door middel van een aantal dierproeven, die in de medische wetenschap ook worden gebruikt om de ontstekingsremmende eigenschappen van medicijnen te testen (Derevici, 1978 en Niebes, 1971). Na inspuiting van formaldehyde of dextran in de huid ontstaat een ontstekingsreactie. Behandeling met propolis leidt tot een kleinere ontstekingsreactie en een snellere genezing dan bij de niet met propolis behandelde controleratten. De werking van propolis blijkt in dit geval onder meer te berusten op een stabiliserende werking op bindweefsel en bloedvatwanden, op het remmen van de werking van weefselafbrekende enzymen (hyaluronidase) en op het beschermen van vitamine C tegen versnelde afbraak. De ontstekingsremmende werking van propolis kan worden vergeleken met die van aspirine en van bijvoorbeeld antireumatische middelen, zonder overigens de bijwerkingen van die stoffen te bezitten.
Antioxidant
Diverse bestanddelen uit propolis bezitten antioxidanteffecten. Het belang van het beschermen van cellen tegen de schade veroorzaakt door zuurstof is algemeen bekend. Hoewel zuurstof van levensbelang is, heeft het ook schadelijke effecten door vorming van ‘vrije radicalen’. Propolis (maar ook honing) bevat natuurlijke stoffen, zoals een aantal aromatische stoffen en flavonoïden, die de vorming van vrije radicalen afremmen -(Viuda-Martos 2008). Izuta (2009) schreef een overzichtsartikel over de antioxidantwerking van propolis.
Bloedvaten
De flavonoïden in propolis blijken een gunstig effect op de bloedvaten te hebben (Ghisalberti, 1979) aangezien ze het ontstaan van slagaderverkalking tegengaan. Sommige flavonoïden remmen de samenklontering van rode bloedcellen (Robbins, 1973), werken begunstigend bij abnormale doorlaatbaarheid van bloedvaten en bevorderen de doorstroming van het weefsel (Robbins, 1975). Door hun antitrombose-effect kunnen flavonoïden gunstig werken bij aandoeningen als kransslagadervernauwing van het hart (Robbins, 1976) en bijvoorbeeld bij vernauwing van de beenslagaders. In de eigen praktijk is gebleken dat bij mensen die bloedverdunnende middelen gebruiken (acenocoumarol, fenprocoumon en marcoumar), de werking van die middelen door propolis wordt versterkt. Bij de controles van de trombosedienst bleek dat het percentage van de trombotest lager werd, waardoor de patiënten minder pillen hoefden in te nemen. Mensen die bloedverdunnende middelen gebruiken, moeten daarom, als ze ook propolis gebruiken, vaker door de trombosedienst worden gecontroleerd.
Propolis helpt bij pijn en jeuk
Propolis blijkt een goede pijnstillende werking te hebben, vooral bij plaatselijk gebruik. Dit is al eeuwenlang bekend bij imkers, die keelpijn bestreden door op een brokje ruwe propolis te kauwen. Dat propolis bij keelpijn helpt is niet alleen te danken aan de pijnstillende werking. Tegelijkertijd wordt door de antiseptische werking ook de infectie bestreden.
De pijnstillende werking van propolis is onder meer door -Prokopovich (1957) aangetoond. Door een sterk verdunde propolis-oplossing (0,25 procent) als oogdruppels te gebruiken, kon hij bij konijnen een volledige gevoelloosheid van het bindvlies van het oog bereiken. Die gevoelloosheid blijkt dan uit het niet meer knipperen van de oogleden bij aanraking van het oog. De verdoving bleef een uur lang werken, wat viermaal zo lang is als bij een verdoving met cocaïne en 52-maal zo lang als bij die met procaïne. Als plaatselijke verdoving van de huid bleek een injectie met 1 procent propolis sterker te werken dan het destijds gebruikelijke plaatselijke verdovingsmiddel procaïne.
Propolis kan ook gebruikt worden voor plaatselijke verdoving bij tandheelkundige ingrepen. Muchnik (1964) ontdekte dat een injectie met een geconcentreerde propolis-oplossing 3,5 keer zo sterk was als cocaïne. In Rusland werd propolis dan ook in tandartsenpraktijken geïntroduceerd.
De pijnstillende werking van propolis kan worden toegeschreven aan ten minste twee flavonoïden (pinostrobine en pinocembrine) en aan esters van cafeïnezuur. Volgens Paintz (1979) is de pijnstillende -werking van de laatste twee gelijkwaardig aan die van lidocaïne, een veelgebruikt middel voor plaatselijke verdoving. Ook het eugenol in propolis werkt enigszins tegen pijn. Van eugenol, dat in veel planten zit, maar vooral in kruidnagelen voorkomt, is de pijnstillende werking al erg lang bekend. Voorheen gebruikte men kruidnagelen dan ook wel als middel tegen kiespijn.
Dat propolis ook goed helpt tegen jeuk is zeker voor een deel te danken aan de plaatselijke, pijnstillende werking en aan het verzachtende effect van de zalf. Maar propolis heeft ook een antiallergische werking, waardoor het bij diverse jeukende aandoeningen directer op de oorzaak inwerkt. Dat is bijvoorbeeld goed te merken wanneer propolis als ‘eerste hulp’ wordt gebruikt bij contact met brandnetels, muggen, wespen of bijen. Ook bij de behandeling van eczeem komt de jeukstillende werking van propolis goed van pas.
Propolis stimuleert het afweersysteem
De normale afweer van het lichaam tegen binnendringende ziekte-kiemen geschiedt door middel van onder meer de witte bloedcellen (leukocyten), gemaakt in het beenmerg en de lymfklieren, en de antistoffen (ook wel immuunglobulinen genoemd), gemaakt in lymfklieren, milt en speciale, witte bloedcellen. Bij infecties nemen het aantal witte bloedcellen en de antistoffen in het bloed toe, evenals het aantal speciale witte bloedcellen (de zogeheten plasmacellen) in de lymfklieren. Deze reacties van het lichaam op binnendringende ziektekiemen zijn betrekkelijk eenvoudig te meten.
Dit soort onderzoek wordt gewoonlijk door middel van dierproeven gedaan. Spuit men bijvoorbeeld een konijn in met een bepaalde bacteriesoort, dan kan men na verloop van enige tijd meten hoeveel antistoffen zich in het bloed van dat konijn bevinden Kivalkina (1969) toonde aan dat de hoeveelheid antistoffen bij konijnen die met propolis werden behandeld, groter was dan die bij konijnen die géén propolis kregen. De afweer tegen de ingespoten bacteriën werd dus door propolis vergroot. Teterev (1972) deed een vergelijkbaar onderzoek bij kalveren die werden ingespoten met paratyfusbacteriën. De kalveren die tevens propolis kregen, vormden méér antistoffen tegen de paratyfusbacterie dan de controlegroep.
Ook door het tellen van het aantal plasmacellen in een lymfklier kan men beoordelen hoe sterk de reactie van het lichaam op de bacte-riën is. Budarkova (1976) deed dat onderzoek bij konijnen die werden -ingeënt met een tetanusvaccin. In de lymfklieren van de met propolis behandelde konijnen was de toename van het aantal plasmacellen duidelijk groter dan bij de konijnen die geen propolis kregen toegediend. Kivalkina (1978) constateerde zelfs een zesmaal zo grote toename van plasmacellen in de lymfklieren van muizen die met paratyfusbacteriën ingespoten en vervolgens met propolis behandeld waren. Ook de hoeveelheid antistoffen in het bloed nam duidelijk méér toe. Muizen die tegelijk propolis kregen, maakten viermaal zoveel nieuwe antistoffen aan als muizen die geen propolis kregen. Onderzoek dat zij later deed bij andere dieren (rat, cavia, konijn, kalf), leidde steeds weer tot dezelfde resultaten. Dieren die propolis kregen toegediend, maakten bij een infectie méér antistoffen en méér witte bloedcellen.
In een uitgebreid overzichtsartikel (Sforcin 2007) worden tientallen onderzoeken besproken naar de eigenschap van propolis om het afweersysteem te stimuleren. Uit al dit onderzoek blijkt duidelijk, dat propolis het afweersysteem van het lichaam tegen ziektekiemen stimuleert. Omdat propolis tegelijkertijd een directe werking heeft tegen diverse bacteriën en virussen, bezit deze stof dus bij infecties een dubbele werking!
Propolis en allergie
In de praktijk blijkt propolis op diverse allergische ziekten een goede uitwerking te hebben. Voorbeelden hiervan zijn hooikoorts en bepaalde vormen van bijholteontsteking en eczeem (zoals dauwworm, eczeem bij baby’s en chronisch eczeem). Toch is in de literatuur over propolis maar weinig over de behandeling van allergische ziekten te vinden. Aan de -resultaten van de behandeling ligt het niet, want die zijn vaak erg goed te noemen.
Het ontbreken van voldoende onderzoek is er de oorzaak van dat (nog) niet bekend is hoe propolis bij allergische aandoeningen -precies helpt. Een mogelijkheid is dat propolis de allergische reactie in het lichaam onderdrukt. Veel medicijnen tegen allergie (antihistaminica) werken op deze manier. Een andere mogelijkheid is dat propolis het -lichaam ongevoelig maakt voor de allergieopwekkende stof.
Bij allergieën gaat het om een overgevoeligheid voor in de lucht zwevende, natuurlijke (meestal plantaardige) stoffen, zoals stuifmeel. Door de dagelijkse inname van propolis zou men langzaam ongevoelig kunnen worden voor diverse stoffen. Medicijnkuren om een allergie te genezen (desensibilisatiekuur) zijn ook gebaseerd op dit principe: het regelmatig toedienen van een geringe hoeveelheid van de stof waarvoor men allergisch is.
Mond en keel
Aandoeningen van de mond en van de keel zijn bij uitstek geschikt om met propolis te behandelen. Een keelontsteking, zweertjes in de mond, een koortsblaar, ziekten van de tong en diverse problemen met het tandvlees of de tanden reageren uitstekend op propolis.
Koortsblaar
Een koortsblaar is een regelmatig op de lip terugkerende zweer, die wordt veroorzaakt door een virus: het herpes simplexvirus. Een koortsblaar begint met enkele blaasjes, vaak al voorafgegaan door een trekkend of prikkelend gevoel in de lip. Nadat de blaasjes zijn opengegaan, ontstaat er een zweertje dat vaak, doordat er vuil in komt, besmet wordt met bacteriën. Het wordt dan een echt nare, pijnlijke, ontsierende zweer.
Het herpesvirus loop je vaak als kind al op. Er ontstaat dan een uitgebreide ontsteking in de mond met tientallen kleine zweertjes. Na genezing blijft het herpesvirus sluimerend ergens in de mond in een zenuw achter. Als je weerstand daalt (bijvoorbeeld bij een koortsende ziekte) kan het herpesvirus weer actief worden en veroorzaakt dan een koortsblaar. Maar ook intensieve blootstelling aan de zon of de menstruatie kan het virus activeren. Niet iedereen krijgt overigens bij zijn of haar eerste contact met het herpes simplexvirus een uitgebreide mondinfectie. Er kan ook van meet af aan een koortsblaar ontstaan. Verder kan het herpesvirus ook blaasjes en zweertjes op het oog of aan de geslachtsorganen veroorzaken.
Het herpes simplexvirus blijkt gevoelig te zijn voor propolis. Maftei (1979) kon patiënten met een regelmatig terugkerende koortsblaar binnen twee à drie dagen met een propolis-oplossing genezen. -Binnen enkele minuten na het aanbrengen van enkele propolis-druppels op de koortsblaar verdwenen de jeuk en de pijn al. Na de genezing bleek de koortsblaar minder snel terug te keren en minder heftig te zijn.
Een snelle reactie van de koortsblaar op propolis is ook in de eigen praktijk duidelijk gebleken. Bijna iedereen is erg tevreden over de behandeling. De pijn verdwijnt snel, het ontstaan van een vieze zweer wordt voorkomen en de genezing treedt snel in. Maar de allerbeste -resultaten worden toch bereikt als je met propolis begint vóórdat de zweer is ontstaan. Het beste is met de behandeling te beginnen zodra je merkt (door een prikkelend of strak gevoel in de lip) dat er een koortsblaar in aantocht is. Stip dan meteen die plek met propolis aan en herhaal dat die dag om het uur. De kans is dan groot dat de koortsblaar niet doorzet. Komt het desondanks toch tot een koortsblaar, dan geneest deze sneller omdat propolis ook het naderhand besmet raken van de zweer door vuil of huidbacteriën tegengaat. Daarvoor is driemaal daags aanstippen voldoende.
Mevrouw U te T: ‘Bij het opkomen van de koortsblaar heb ik -(zoals u adviseerde) meteen propolis op m’n lip gedaan. De propolis heeft heel goed geholpen. De koortsblaar verdween dezelfde dag al. -Zoiets had ik nog nooit meegemaakt.’
Ontsteking in de mond
De bekendste ontsteking in de mond zijn ‘aften’. Dit zijn pijnlijke blaasjes op het mondslijmvlies, die later veranderen in pijnlijke zweertjes. Door de vaak ernstige pijn wordt eten een welhaast onmogelijke opgave. Ook drinken (vooral zure dranken als sinaasappelsap) kan bijzonder pijnlijk zijn.
De oorzaak van aften is niet bekend. Men denkt wel aan een -virus, maar dit is nooit bewezen. Als je ze eenmaal eens hebt gehad, komen aften vaak terug. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren nadat je op je wang hebt gebeten of op een andere manier je mondslijmvlies hebt -beschadigd. Bij vrouwen kunnen aften een paar dagen vóór het begin van de menstruatie ontstaan.
Bij kinderen kan een slijmvliesziekte met pijnlijke blaasjes ontstaan door een besmetting met het herpesvirus. Deze herpesblaasjes staan bekend onder de naam ‘stomatitis herpetica’. Bij deze blaasjesziekte voel je je ook ziek en slap en zijn de lymfklieren in de hals opgezet. Eten hoef je deze kinderen niet voor te zetten, want eten doet zeer. Laat ze zelf maar bepalen wat ze wel en wat ze niet willen hebben.
De mondslijmvliesaandoening door het herpesvirus duurt twee tot drie weken, en geneest vanzelf. Het virus blijft echter in een van de mondzenuwen achter in een soort sluimerende, dat wil zeggen inactieve toestand. Later kan het virus opnieuw actief worden en dan een zogeheten koortsblaar veroorzaken.
Ontstekingen in de mond kunnen ook worden veroorzaakt door een schimmelinfectie. We spreken dan van ‘spruw’. Daarbij ontstaan op het mondslijmvlies vele kleine of enkele grote plekken met een wit beslag. Als je het witte laagje eraf veegt, komt er een rood zweertje -tevoorschijn.
De schimmel die spruw veroorzaakt, is de Candida albicans. Deze schimmel bevindt zich normaal in onze darmen en in geringe mate ook in de mond en op de huid. Pas onder bijzondere omstandigheden groeit de candidaschimmel uit, met name bij een verminderde weerstand. Als we bijvoorbeeld een antibioticumkuur slikken (zoals penicilline) worden de bacteriën gedood, inclusief de ‘huisbacteriën’. Op dat moment krijgen de schimmels de kans uit te groeien. Verder komt spruw nogal eens voor bij baby’s. De candidaschimmel groeit namelijk ook gemakkelijk in melkrestjes (of andere zoetigheid) die in de mond van de baby zitten.
Een bijzondere vorm van schimmelinfectie van de mond zijn de kloofjes in de mondhoeken. In tegenstelling tot wat men vroeger dacht, is daarbij zelden sprake van vitaminetekorten. Meestal gaat het om het vochtig worden door speeksel van de mondhoek. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij een slecht passend kunstgebit of bij het steeds nat houden van de mondhoek door er met de tong aan te likken. Ook ‘s nachts kan er, bij het met de mond open slapen, een beetje speeksel uit de mondhoek lopen. In de vochtige mondhoek kan dan een schimmel gaan groeien die een eczeemachtige ontsteking veroorzaakt.
Uit diverse onderzoekingen is gebleken dat propolis bij aandoeningen aan het mondslijmvlies een effectief natuurmiddel is. Als natuurlijk werkend antibioticum bestrijdt propolis zowel virussen, bacteriën als schimmels. De plaatselijk pijnstillende werking is duidelijk gebleken, evenals de stimulering van de wondgenezing. Bij aandoeningen in de mond vullen deze eigenschappen elkaar goed aan.
Gafar (1978) behandelde tachtig patiënten met aften door de pijnlijke plekken aan te stippen met propolis-tinctuur. Hij deed dit door er drie tot zes minuten een in propolis gedrenkt wattenstokje tegenaan te houden. Bij 85 procent van hen hoefde dit maar één keer te gebeuren, omdat ze binnen twee tot vier uur al van hun klachten af waren. Bij 10 procent duurde dit tot de volgende dag. Slechts 5 procent reageerde niet op propolis.
Ook Maftei (1978) behandelde patiënten met regelmatig terugkerende aften met propolis. Uit een naonderzoek bleek dat bij zeven van de negen patiënten de aften definitief wegbleven. Bij de overige twee kwamen de aften nog wel eens terug, maar veel minder snel.
Maftei behandelde ook patiënten met andere hardnekkige zweertjes in de mond met propolis. Deze patiënten waren al vruchteloos door verschillende artsen behandeld en leken resistent te zijn geworden voor diverse antibiotica. Door driemaal daags aan te stippen en propolis te slikken waren ze snel van hun klachten verlost. Ook de algemene ziekteverschijnselen als koorts en vermoeidheid verdwenen.
Ontstekingen in de mond worden plaatselijk behandeld met propolis-oplossing (tinctuur of druppels). Zweertjes en aften kun je twee- of driemaal daags aanstippen met een in propolis gedrenkt wattenstaafje. Maar je kunt de propolis ook direct in je mond druppelen en zo lang mogelijk met je tong heen en weer bewegen (zie algemene gebruiksadviezen). Wanneer er ook nog andere ziekteverschijnselen zijn (koorts, moeheid), is het goed om behalve aan te stippen ook propolis te slikken. Om te bereiken dat de propolis zo goed mogelijk op de zweertjes blijft zitten, kun je maar beter de eerste twee uren na het behandelen niets eten of drinken.
Keelontsteking
Een acute ontsteking van de keel komt zeer vaak voor. Bijna iedereen heeft er wel eens last van: keelpijn, slikpijn en een droge keel met een -beetje taai slijm. Soms ben je er zelfs een beetje ziek van. Zo’n acute keelontsteking wordt veroorzaakt door een virusinfectie. Meestal gaat ze -binnen twee à drie dagen vanzelf weer over. Vandaar het succes van al die zuigtabletten tegen keelpijn. Soms nestelt zich in de keel een -bacterie. Bij kinderen leidt dat meestal tot een acute amandelontsteking of tonsillitis. Behalve flinke koorts doet het slikken zeer, en die keelpijn straalt naar naar de oren uit. Ook zo’n acute amandelontsteking geneest in de regel vanzelf.
Bij jonge kinderen zijn de amandelen vaak erg groot. Als je in hun keeltje kijkt, zie je soms dat ze bijna het gehele keelgat vullen. Het lijkt dan wel alsof er nauwelijks nog eten langs kan. Toch is dat niet echt waar, want bij het slikken draaien de beide amandelen als klapdeurtjes naar achteren. Het hebben van grote amandelen is dus op zich geen reden om ze eruit te laten halen.
Bij sommige kinderen geneest een acute amandelontsteking niet goed. Om de zoveel maanden (soms weken) zijn de amandelen ontstoken. In de tussentijd zijn deze kinderen hangerig, eten ze slecht en tieren ze niet. We hebben het dan wel eens over ‘kwakkelkinderen’. In dat geval is er wél een reden om de amandelen weg te laten halen. Maar u kunt proberen zo’n situatie te voorkomen door ze een kuur met propolis te geven.
Een ontsteking van de keel en de amandelen is met propolis makkelijk te behandelen. Houd na het innemen van de druppels (zie voor de dosering de algemene gebruiksadviezen) deze een halve minuut lang in de mond, en beweeg ze heen en weer zodat ze goed met het speeksel worden vermengd. Slik nu af en toe een klein beetje speeksel door, zodat de propolis de kans krijgt om over de volle breedte achter in de keel verspreid te worden. Gebruik géén speciale keelpastilles want die zijn in de regel veel te scherp voor een ontstoken keel.
Soms geneest een keelontsteking niet en ontstaat er een chronische keelontsteking. Daar kunnen bepaalde oorzaken voor zijn die het voortbestaan van de ontsteking bevorderen, zoals een neusbijholteontsteking en het gebruik van sterk prikkelende stoffen als tabak (roken), alcohol, speciale keelpastilles, te gekruid eten of te warm eten en drinken. Een chronische keelontsteking zorgt voor uiterst hinderlijke klachten, zoals een bijna constante keelpijn met droogheid van de keel en een gevoel dat er aldoor een prop slijm in de keel zit die eruit geschraapt moet worden. Door het regelmatig schrapen van de keel wordt echter de ontsteking versterkt. En door al die ontstekingbevorderende factoren blijft zo’n chronische keelontsteking soms jarenlang bestaan.
Doroshenko (1975) behandelde 238 patiënten met een chronische keelontsteking met propolis. Hij gebruikte eenmaal daags gedurende twee weken een lage dosering. Hiermee genas hij 74 procent van deze patiënten, terwijl bij nog eens 15 procent een aanzienlijke en bij 7 procent een lichte verbetering optrad. Slechts 4 procent reageerde niet op deze behandeling. Wetend hoe moeilijk deze aandoening te behandelen is, mag je gerust van een enorm succes spreken. Dit is nog meer het geval wanneer je weet dat uit het vervolgonderzoek van een half tot drie jaar na de behandeling bleek dat de genezingspercentages nog praktisch dezelfde waren (71, 16, 8 en 5 procent).
Tandvlees
Bloedend tandvlees is meestal een gevolg van het feit dat het tandvlees ontstoken is. Andere verschijnselen zijn roodheid en pijn van het tandvlees en tanden of kiezen die los gaan zitten. Een ontsteking van het tandvlees is het gevolg van een overmatige groei van bacteriën in de plooi tussen de tanden en het tandvlees. Als voedsel voor die bacteriën fungeren voedselresten, met name zoetigheid. Goede tandverzorging is dus een eerste vereiste. Daarnaast kan propolis bijdragen aan de genezing door de bacteriën te doden en de ontsteking af te remmen. Het beste kun je dit doen door met een kwastje of een wattenstaafje (na de maaltijd en na het tandenpoetsen) het tandvlees te bestrijken met een propolis-oplossing. Schenk daarbij speciale aandacht aan de gleufjes tussen het tandvlees en de tanden en kiezen. Eenmaal per dag, bijvoorbeeld ‘s avonds, is voldoende. Gafar (1978) had met deze wijze van behandelen veel succes. Hij vergeleek de resultaten van een propolis-behandeling bij dertig patiënten met een chronische tandvleesontsteking, met die van de gebruikelijke behandeling bij 21 andere patiënten met een chronische tandvleesontsteking. Van de groep die met propolis werd behandeld, genazen er 23 (77 procent), terwijl de overige zeven verbetering bespeurden. Van de controlegroep genazen er slechts zeven (33 procent). Van de resterende veertien verbeterde de helft, terwijl de andere helft geen enkele verbetering vertoonde.
Tandwortelontstekingen kun je ook met propolis behandelen. Elk uur twee druppels rondom de ontstoken tand of, als de tand of kies er al uit is, direct op de plaats waar de wortel zit (zat). Er zijn mensen die op die manier radicaal van hun probleem verlost worden. Het blijft wel de vraag of het niet verstandiger is (ook) de tandarts te raadplegen.
Tongbranden
Tongbranden is een verschijnsel waarvoor de medische wereld geen goede verklaring en behandeling heeft. Het wordt omschreven als een vrijwel constant aanwezig, pijnlijk of branderig gevoel in de tong, zonder dat er aan de tong veel meer te zien is dan enige roodheid. Als oorzaak wordt wel gedacht aan bepaalde vitamine B-tekorten, maar duidelijk is dat niet. Soms ontstaat het in aansluiting op een kuur met antibiotica, bij mensen met suikerziekte of een schildklierziekte en bij een droge mond. Maar omgekeerd ziet men het ook wel eens bij vermeerderde speekselvorming. En ten slotte kan een branderige tong ook ontstaan als gevolg van elektrogalvanische stroompjes, afkomstig van gebitsvullingen in de mond wanneer die van verschillende metaalsoorten zijn gemaakt.
Muresan (1978) heeft onderzoek gedaan naar het eventuele nut van propolis bij tongbranden. Hij behandelde er vijftig mensen mee die er al meer dan een jaar last van hadden. Geen van de diverse normale behandelwijzen had tot dan toe bij hen tot enig succes geleid. In feite waren ze dus ‘uitbehandeld’. Muresan adviseerde hen elke dag de mond te spoelen met een propolis-oplossing. Bij zestien patiënten (32 procent) verdwenen de klachten geheel. Een vermindering van het branderige gevoel trad bij twaalf patiënten op (24 procent). Bij 22 patiënten (44 procent) werd echter geen enkel resultaat bereikt. Maar gezien het feit dat geen enkele behandeling tot dan toe enig succes had bereikt, mag de behandeling met propolis toch een redelijk succes genoemd worden.
Eczeem
Eczeem is een verzamelnaam voor een aantal verschillende huidaandoeningen die gepaard gaan met roodheid en schilfering van de huid met pukkeltjes, blaasjes of korstjes. Meestal is er ook jeuk.
Eczeem behoort tot de aandoeningen die zeer goed op propolis reageren. Bij de meeste typen eczeem heeft een behandeling met propolis succes, zoals bij schimmeleczeem (als zwemmerseczeem), chronisch en constitutioneel eczeem (vooral in elleboog, knieholte en de nek), luieruitslag en dauwworm (nattend eczeem bij baby’s in met name het gelaat).
Ook in de eigen praktijk is een behandeling met propolis van eczeem succesvol gebleken. Van een willekeurig gekozen groep van 39 eczeempatiënten (13 mannen en 26 vrouwen) reageerde 74 procent gunstig op propolis; bij 57 procent trad zelfs volledige genezing op. Met name bij baby’s en peuters (0-3 jaar) met eczeem waren de resultaten erg goed te noemen. Bij de helft van de eczeempatiënten was binnen een week al resultaat te merken. De overigen die goed op propolis reageerden, merkten dit meestal vóór het eind van de derde week. Het zal niet zoveel verwondering wekken dat mensen die nog niet zo lang eczeem hebben, sneller verbetering merken dan mensen die er al jarenlang last van hebben.
Het komt nogal eens voor dat de eczeemverschijnselen in het begin van de behandeling verergeren. Dit gebeurde bij 13 van de 39 eczeempatiënten. Een aantal van hen durfde daarom niet meer met de behandeling door te gaan. Dat is erg jammer, want de acht die dit wel durfden, bespeurden verbetering of genazen helemaal! Verergering van de klachten in het begin is dus een goed teken. Soms verhardt de huid. Na ongeveer een week schilfert dit laagje af, waarna een schone en gave huid tevoorschijn komt.
Verergering van de klachten kan echter ook berusten op een -allergie voor propolis. Dit uit zich vaak in het ontstaan van roodheid, -blaasjes met vocht en jeuk op de plaats waar de propolis wordt op-gebracht of daar vlak omheen. Of verergering van klachten al dan niet op een allergie berust, kun je vrij eenvoudig testen. Smeer ‘s avonds een -beetje zalf of druppels op je handrug en kijk ‘s morgens wat er is gebeurd. Is er een jeukende, rode plek op je handrug ontstaan, dan ben je allergisch voor propolis.
Bij de meeste vormen van eczeem is er sprake van een over-gevoeligheid voor bepaalde stoffen. Baby’s of peuters met dauwworm kunnen bijvoorbeeld overgevoelig zijn voor koemelk (of flesvoeding), pindakaas of chocolade. Het is het proberen waard om goed te kijken naar wat je (of je kind) eet. De boosdoener is bij langdurig, constant bestaand eczeem vaak een ‘normaal’ dagelijks voedselbestanddeel (zoals koemelk). Gaat het om af en toe optredend eczeem, dan ligt het meer aan iets dat je (of je kind) af en toe eet (bijvoorbeeld chocolade, pindakaas, ei of vis). Kijk dan naar wat je een halve dag tot twee dagen vóór het uitbreken van het eczeem hebt gegeten.
De gebruikelijke behandeling van eczeem gebeurt met de zogeheten corticosteroïdzalf, die een nagemaakt bijnierschorshormoon bevat. In het algemeen heeft zo’n zalf een goed resultaat. Ze zijn er in verschillende sterktes. Bij langdurig gebruik kan de huid dunner worden en littekenachtig verschrompelen. Ook kunnen er onderhuidse scheurtjes (net als ‘zwangerschapsstriemen’ op de buik) en kleine spatadertjes gaan ontstaan. Moet je veel zalf gebruiken, dan wordt een deel van de bijnierschorshormonen in je lichaam opgenomen. Verder verlaagt de zalf de weerstand van de huid tegen bacteriën en schimmels. Hormoonzalven mag je dus alleen langdurig gebruiken als je er echt baat bij hebt. Maar je kunt natuurlijk ook eens propolis proberen. Al die bijwerkingen die de corticosteroïdzalven hebben, komen bij propolis namelijk niet voor.
Behandelen van eczeem met propolis is een combinatie van uitwendig en inwendig gebruik. Zie voor het inwendig gebruik van propolis de algemene gebruiksadviezen hierover. Voor het uitwendig behandelen van eczeem begin je met propolis-tinctuur. Voor kinderen onder de zes jaar kun je beter de wat minder sterke propolis-druppels gebruiken. Tweemaal per dag de eczeemplekken daarmee dun aanstippen of de druppels met de vinger verspreiden. Vooral bij nattend eczeem heeft dit door zijn wat indrogende werking een goed effect. Bij droog eczeem zie je vaak de opperhuid na een of anderhalve week als een hard vel loslaten, waarna de nieuwe, verse huid eronder te voorschijn komt. Na een week vervang je een van beide keren druppels door zalf. En weer een week later ga je over op tweemaal daags zalf opbrengen. Wordt het -resultaat van de behandeling daardoor slechter (de tinctuur en druppels werken namelijk sterker dan de zalf), dan kun je ook nog wat langer met de -druppels doorgaan. Als het goed gaat, kun je na eenmaal daags zalven langzaam afbouwen naar één keer om de dag of bijvoorbeeld tweemaal per week. Tegelijk kun je dan ook het inwendig gebruik van propolis gaan afbouwen.
Pas wanneer je regelmatig met eczeempatiënten te maken krijgt, ga je beseffen hoe lastig eczeem kan zijn. Zeker wanneer het erg jeukt, kan het voor baby’s en peuters (en hun ouders) een ware martelgang worden.
Mevr. B. te J: ‘Voor onze dochter (3½ jaar) is propolis het enige middel geweest dat haar er daadwerkelijk vanaf heeft geholpen, na 3½ jaar tobben.’
Mevr. H. te G: ‘Mijn eczeem op de handen is na het gebruik van propolis geheel verdwenen. Steekt het toch weer de kop op, dan smeer ik er weer wat op. De jeuk vermindert meteen en de geïrriteerde huid is met een paar uur weer glad. Ik ben er reuze mee geholpen en dank u daar hartelijk voor.’
Mevr. B. te S: ‘Ik wil u bedanken voor de uitstekende zalf, tinctuur en adviezen die u mij destijds gegeven hebt. Mijn zoontje is deze zomer voor het eerst echt eczeemvrij geweest!’
Acne
Er zullen maar weinig mensen zijn die in hun puberteit geen last hebben gehad van jeugdpuistjes of acne. Het is een probleem waarmee bijna -iedereen in die leeftijdsfase te maken krijgt. Vaak treedt het in die mate op dat ze er psychisch onder gebukt gaan. Acne is een, zeker door medici, onderschat probleem.
Dat acne ontstaat in de puberteit heeft te maken met de verandering op het gebied van de hormonen. Hierdoor worden de talgklieren, die vooral in het gelaat en rondom de schouders zitten, gestimuleerd om meer talg of huidsmeer te produceren. Raakt het afvoergangetje van een talgkliertje naar de huid verstopt, dan zwelt het kliertje op en ontstaat er een zogeheten mee-eter. De verstopte afvoergang kun je vaak zien als een zwart puntje. En soms zie je het opgezwollen talgkliertje als een wit-geel vlekje door de huid heen schijnen. Op den duur kan een mee-eter gaan ontsteken. Altijd in de huid aanwezige bacteriën zijn daar de oorzaak van. Er ontstaat dan een echt puistje.
Acne laat zich met propolis goed behandelen. De resultaten uit de eigen praktijk wijzen dit duidelijk uit. Een willekeurige steekproef bij 29 gebruik(st)ers gaf aan dat 65 procent van hen goed op de behandeling reageerde. Bij 24 procent verdween de acne zelfs geheel. In de regel was binnen twee weken te merken of de behandeling aansloeg, en bij de helft zelfs binnen een week. Soms verergerde de acne in het begin van de behandeling (bij 27 procent). Dat bleek een goed teken, want uiteindelijk bleken ze allen goed op de behandeling te reageren.
De behandeling van acne met propolis is een combinatie van uitwendig en inwendig gebruik. Het innemen van propolis gebeurt volgens het algemene gebruiksadvies (zie aldaar). Uitwendig begin je eerst met een propolis-tinctuur (of druppels) door twee keer per dag de puistjes daarmee aan te stippen. Na een week vervang je een van beide keren aanstippen door één keer dun zalven. Weer een week later vervang je ook de andere keer aanstippen door zalf. Probeer vervolgens, afhankelijk van het resultaat, te minderen naar één keer daags of om de dag een keer -zalven. Eventueel nieuw opkomende puistjes of mee-eters stip je een paar keer tweemaal daags aan met propolis. Dan zetten ze niet door of komen ze juist versneld tot rijping.
Mevr. N. te J: ‘De zalf en de vloeibare propolis zijn erg goed. -Opvallend is dat de opkomende puistjes snel verdwijnen. In hoogstens een paar dagen worden ze rijp en zijn dan weg. Onze zoon is achttien jaar en ziet er weer keurig uit. Zit beslist niet meer “helemaal onder”. Hier en daar een paar en dat wisselt snel. Daarom zijn we blij uw kuur gevolgd te hebben.’
Mevr. R. te S: ‘Hierbij wil ik u even vertellen hoe dankbaar ik u ben voor de propolis. Jarenlang heb ik last gehad van acne en zeer veel middelen gebruikt, waarvan de een nog agressiever dan de ander, zonder resultaat. Maar nu ziet mijn huid er prachtig gaaf uit, en dat dankzij uw propolis.’
Mevr. N. te E: ‘Met groot succes heeft onze dochter voor haar acneprobleem propolis gebruikt, en nu zou ik nog graag de tinctuur, de druppels om in te nemen en de zalf van u krijgen voor de jongste zoon met dezelfde klacht.’
Wonden
Voor de behandeling van wondjes is propolis-zalf ideaal. Deze zalf verzacht de pijn, doodt eventuele ziektekiemen, heeft een licht bloedstelpende werking, gaat de ontstekingsreactie tegen en stimuleert de groei van nieuwe weefselcellen. Dat zijn allemaal eigenschappen die bij wondjes goed van pas komen. En als je kleine kinderen hebt, weet je maar al te goed hoe vaak je een goede wondzalf nodig hebt.
Het gebruik van propolis-zalf bij wondjes, schaafwonden of snijwonden is heel eenvoudig. Eén keer per dag een niet al te dun laagje op de wond aanbrengen is genoeg. Eventueel kun je er daarna een pleister of verbandje op doen. Als er vuil in de wond zit, moet je dat natuurlijk eerst met een ontsmettende vloeistof verwijderen. Je kunt in plaats van zalf ook een propolis-oplossing gebruiken. Die is echter nogal sterk en brandt in de wond. De propolis-oplossing werkt overigens wel sterker ontsmettend dan de propolis-zalf.
Het succes van propolis bij de behandeling van wonden is overduidelijk. Wondjes genezen sneller dan je gewend bent. Ook raken ze minder snel geïnfecteerd, wat je merkt doordat de wondjes meestal droog blijven. Maar zo’n positieve indruk telt voor medici natuurlijk niet als bewijs. Daarvoor geldt alleen een vergelijkend wetenschappelijk onderzoek, en daarvan zijn er diverse uitgevoerd. Šutta (1978) bijvoorbeeld bracht bij twaalf schapen (na verdoving) twee diepe schaafwonden aan van 4 x 4 centimeter, de een links en de ander rechts op de rug. De wonden rechts op de rug werden dagelijks behandeld met propolis. Op de wonden links op de rug werd dagelijks een ‘gewoon’ bacteriedodend middel gedaan (bij zes schapen een sulfapoeder en bij de andere zes schapen een mengsel van twee penicillinesoorten). De wonden die met propolis werden behandeld, genazen het snelst, zelfs twee keer zo snel als die met sulfapoeder waren behandeld. Het verschil met de penicilline was minder groot.
Niet alleen huidverwondingen genezen sneller met propolis. Stojko (1978) behandelde verwondingen aan een van de poten bij -honden, waarbij een gat in het bot was ontstaan. Bij de honden die in de wond propolis kregen, was het gat in het bot twee keer zo snel dicht-gegroeid als bij honden die geen propolis kregen.
Recent onderzoek naar wondgenezing werd verricht door Abreu (2012). Zij behandelde kunstmatig (onder verdoving) aangebrachte wonden bij ratten tweemaal daags met propolis- tinctuur 30 procent, alcoholoplossing 70 procent of een corticosteroïdzalf. Het genezingsproces verliep het snelste bij de met propolis behandelde ratten. Vorming van pus trad alleen op in de met corticosteroïdzalf behandelde ratten. Dit laatste is niet opmerkelijk, want dit is een bekend risico bij gebruik van een corticosteroïdzalf. Het resultaat van dit onderzoek zou sterker zijn geweest als een antibioticum bevattende zalf in plaats van een corticosteroïd was gebruikt.
Berretta (2012) testte het effect van propolis op kunstmatig (onder verdoving) aangebrachte wonden bij ratten. De behandeling bestond uit een eenmalige behandeling van de wond met propolis in een gel in drie verschillende sterktes (1,2, 2,4 en 3,6 procent). Bij de controlegroep werd alleen de gelbasis aangebracht. Na drie dagen waren de met propolis 2,4 en 3,6 procent behandelde wonden al bijna genezen. De genezing bij de met 1,2 procent propolis-gel was minder ver gevorderd. Wonden die met de gelbasis zonder propolis waren behandeld toonden na drie dagen nog maar weinig genezingseffect en waren pas na zeven dagen genezen.
Dragende wonden
Dragende wond of zweer noemt men de wond die een geel- of groen-gekleurd vocht produceert (pus of etter) doordat er een infectie in de wond is ontstaan. Zo’n infectie kan veroorzaakt zijn door ‘vuil’ van -buitenaf, maar ook door een gewone huidbacterie. Bij een dragende wond werken propolis-druppels (tweemaal daags op de wond) beter dan propolis-zalf. Het slikken van propolis (in combinatie met de plaatselijke behandeling) is alleen nodig wanneer er na een week geen verbetering te zien is, of als sprake is van veel of regelmatig terugkerende zweertjes.
Als iemand regelmatig dragende wondjes heeft, of als een wond na twee weken nog geen teken van genezing vertoont, is een onderzoek door de huisarts raadzaam. Er kan sprake zijn van een verminderde algehele weerstand (bijvoorbeeld door een niet onderkende suikerziekte) of van een wondinfectiebevorderende factor als een stukje dood weefsel, een splinter of een stukje glas in de wond.
Brandwonden
Brandwonden horen allereerst minstens vijftien minuten in koud water te worden gedompeld. Daarna mag er géén brandzalf op worden gesmeerd, want dan kan de dokter niet meer zien tot hoe diep de huid is verbrand. Dat is de standaardregel die elke medisch student leert. Die standaardregel geldt natuurlijk voor de wat ernstigere of uitgebreidere verbrandingen door met name een hete vloeistof of contact met open vuur. Maar wanneer je bijvoorbeeld kort met je hand tegen een hete -kachel of strijkbout komt, of een paar druppels heet water of vet op je huid krijgt, is er sprake van een kleine verbranding. Daarbij helpt propolis-zalf of -oplossing goed. Een paar maal om het halfuur een beetje propolis op de huid is voldoende om de verbrandingsreactie in de huid tot staan te brengen. Dat geldt ook voor zonnebrand. In dit laatste geval is het raadzaam om tegelijk met elke plaatselijke behandeling een paar druppels propolis in te nemen.
Grotere en diepere brandwonden kunnen in principe wel met propolis worden behandeld. In Rusland behandelen artsen wel vaker brandwonden met propolis. Pakhomov (1978) behandelde met succes ook de diepere brandwonden (derdegraads) met propolis, zelfs als transplantatie nodig was. Maar grotere en diepere brandwonden dienen toch door een arts te worden behandeld, en deze maakt dan automatisch ook de keuze van het te gebruiken middel.
Open been
Open been, door artsen ulcus cruris genoemd, is een speciaal soort zweer aan het onderbeen. Zo’n zweer kan maandenlang bestaan, zonder ook maar de geringste neiging te hebben te genezen. Dat komt bijna altijd doordat de doorbloeding op die plaats erg slecht is. Soms is dat het gevolg van slagadervernauwing (koude voeten). Maar meestal is er sprake van inwendige of uitwendige spataders in het been (vaak met bruine pigmentvlekken en ‘s avonds het opzetten van de enkels door vocht).
De behandeling van een open been is een langdurige zaak. Meestal wordt gebruikgemaakt van een drukverband rond het hele -onderbeen (bij spataderen) en van zalf. Genezing binnen twee à drie maanden is snel te noemen. Dat geldt ook bij het gebruik van propolis. Doe tweemaal per dag zalf rondom de wond. Wrijf die zalf voorzichtig twee vingers breed een halve minuut rond de wond. Breng daarna voorzichtig ook een beetje zalf op de wond aan. Neem verder een propolis-oplossing in volgens het algemene gebruiksadvies (zie aldaar). Zolang de zweer zelf vies is (met pus of beslag op de wond) dienen in plaats van zalf enkele druppels propolis in de wond aangebracht te worden. Leg elke dag na de behandeling een nieuw steriel gaas op de wond. Zodra de zweer kleiner wordt, kun je de zweer eenmaal daags behandelen en van verband wisselen.
Een probleem bij de behandeling van een open been is het gemak waarmee de huid rondom de wond soms overgevoelig wordt voor zalven (en dus ook voor propolis-zalf). De huid wordt rood en gaat jeuken. Het beste is het dan om gedurende een week te stoppen met propolis en zinkolie rond de wond te smeren.
Dat propolis goede resultaten kan geven, blijkt uit het onderzoek dat Danilov (1978) deed bij 65 patiënten met een ‘open been’. Allen waren tevoren reeds zonder resultaat op andere manieren behandeld. Het ging dus om de hardnekkige gevallen. Dat wil zeggen dat er sprake was van een slechte bloeddoorstroming rond de wond en een hardnekkige infectie in de wond. De behandeling met propolis was bijzonder succesvol. De wond werd door de propolis snel gezuiverd en schoon, waardoor nieuw huidweefsel kon groeien om het wondoppervlak te -bedekken. Van de 65 patiënten genazen er 51 volledig (78 procent) en bespeurden acht verbetering (12 procent), terwijl slechts twee patiënten (3 procent) niet op de behandeling reageerden.
Zweren door bestraling zijn eveneens erg hardnekkig. Ze kunnen maanden tot wel een jaar lang bestaan. Wanneer bij de behandeling van kanker vrij langdurige bestralingen worden gegeven, kan op de plaats van de bestraling de huid gaan afsterven. Het weefsel vlak daaromheen wordt zodanig beschadigd dat de wond moeilijk kan genezen. Ook hierbij geeft propolis vaak goede resultaten. De behandeling gebeurt op dezelfde manier als bij een open been. Maar beter is het nog om de huid na elke bestraling uit voorzorg met propolis in te smeren.
Doorligwonden
Doorligwonden, met een medisch woord decubitus, ontstaan door langdurige bedlegerigheid op plaatsen waar het bot vlak onder de huid ligt. Meestal zitten doorligwonden dus op de hielen of op de stuit (rugligging). Wanneer je bij voorkeur op je zij ligt, kunnen er doorligwonden op de heupen, de enkels of op de knieën ontstaan. Het gewicht van het lichaam drukt daar de bloedvaatjes dicht, en als zoiets erg lang duurt, sterft het weefsel af. Om doorligwonden te voorkomen moet iemand die langdurig bedlegerig is, dus regelmatig van houding wisselen.
Propolis kan gebruikt worden om de bedreigde plekken te beschermen en te verstevigen. Je moet dan tweemaal daags de ‘bedreigde plaatsen’ met propolis-zalf insmeren en de zalf gedurende een minuut zacht inwrijven. Serbnescu (1978) gebruikte deze methode ter preventie van doorligwonden bij dertig patiënten die vanwege een verlamming van de benen (dwarslaesie) of een gebroken heup langdurig in bed moesten liggen. Slechts vier van hen, die wegens een dwarslaesie tevens incontinent waren (de urine niet konden ophouden), kregen toch doorligwonden. Bij de overige 26 ontstonden tijdens deze preventieve behandeling met propolis, die tot tweeënhalve maand duurde, geen doorligwonden.
Ook voor de behandeling van doorligwonden kan propolis gebruikt worden (volgens hetzelfde schema als bij een open been). Hierbij worden vaak goede resultaten bereikt. Uit een vergelijkend onderzoek van Serbnescu (1978) bleek dat de behandeling met propolis duidelijk effectiever was dan die met een ‘gewoon’ antibioticum. Van de twaalf patiënten die met propolis werden behandeld, genazen er negen (16-54 dagen), terwijl er drie niet op de behandeling reageerden. Twaalf andere patiënten werden met een antibioticum behandeld dat aan de hand van een bacteriekweek uit de wond werd uitgekozen. Van hen genazen er maar drie en dat dan ook nog na een veel langere behandelduur (43-75 dagen). Bij vijf patiënten reageerde de wond niet op de behandeling en bij vier patiënten werd de wond zelfs groter.
Huidziekten
Behalve eczeem, acne en allerlei soorten wonden zijn er nog talloze andere huidziekten waarbij propolis zeer gunstig kan werken. Bij een aantal daarvan is er duidelijk sprake van een infectie van de huid door schimmels, bacteriën of een virus. Maar van bijvoorbeeld psoriasis is de oorzaak onbekend. Eigenlijk kun je bij elke chronische of slecht genezende huidziekte propolis proberen.
Huidschimmelinfecties
Huidziekten die door schimmelinfecties worden veroorzaakt, kunnen zich op diverse manieren openbaren. Er zijn oppervlakkig groeiende huidschimmels die langzaam uitgroeien in de vorm van een steeds groter wordende ring (‘ringworm’), meestal ergens op de romp en soms op de ledematen.
Schimmelinfecties geven meestal een rode huidverkleuring terwijl op de grens met de gezonde huid lichte schilfering van de huid optreedt. Soms zijn er ook kleine vochtblaasjes te zien. Sommige schimmelsoorten groeien graag op vochtige plaatsen, zoals in de liezen, in de oksels en onder de borsten of in de andere lichaamsplooien, ook wel ‘smetten’ of ‘smetplekken’ genoemd. Bij baby’s kan zo’n infectie zich in de vorm van ‘luieruitslag’ openbaren. Zit deze tussen de tenen, dan spreekt men weer van ‘zwemmerseczeem’. En ten slotte kunnen schimmels zich speciaal aangetrokken voelen tot de nagels of tot de behaarde hoofdhuid.
Al met al veroorzaken schimmelinfecties van de huid een gevarieerd patroon van huidaandoeningen. En om het nog ingewikkelder te maken: schimmelinfecties kunnen zich, met name aan de handen, ook voordoen als een eczeem (‘schimmeleczeem’).
Schimmelinfecties van de huid laten zich goed met propolis behandelen. Propolis doodt immers een groot aantal schimmelsoorten. Dit is, behalve in het laboratorium, ook in de praktijk aangetoond.
- Bolshakova (1978) behandelde 110 patiënten met huidschimmelinfecties, vooral van de behaarde hoofdhuid, met propolis-tinctuur. De behandeling had bij alle behandelde patiënten succes. Meestal trad genezing binnen twee à drie weken op.
- Zambor (1981) behandelde 25 patiënten met diverse huidschimmels met een propolis-oplossing. Ook in dit geval genazen alle patiënten.
- Vasiliev (1978) ten slotte deed bij baby’s met luieruitslag ten gevolge van een schimmelinfectie een vergelijkend onderzoek met propolis-zalf. Luieruitslag is een meestal erg pijnlijke aangelegenheid. Er zitten rode plekken op de billen en in de liezen, vaak met vochtvorming, blaasjes en pukkeltjes. De baby’s zijn onrustig, huilen veel en slapen slecht. Vasiliev behandelde dertig baby’s met luieruitslag tweemaal per dag met propolis-zalf. Al na twee tot zes dagen waren alle baby’s van hun luieruitslag verlost.Tegelijk verdwenen ook de bijkomende klachten als slechter slapen, onrust en het vele huilen. Er traden geen bijwerkingen van de propolis-zalf op. Ter vergelijking behandelde Vasiliev een andere groep baby’s met de gebruikelijke zalven. Daarbij duurde het wel tien tot vijftien dagen vóór de luieruitslag was verdwenen. Het feit dat luieruitslag duidelijk sneller en beter genas door een behandeling met propolis-zalf, was voor Vasiliev reden die behandeling in dat geval als eerste keus te adviseren.
Bij de behandeling van huidschimmelaandoeningen is het inwendig gebruik van propolis in de regel niet nodig. Je kunt volstaan met tweemaal daags een plaatselijke behandeling met propolis-druppels of zalf. De keuze tussen propolis-oplossing (druppels of tinctuur) en zalf hangt af van de soort en de plaats van de schimmelinfectie. Gebruik bij vochtig eczeem (met name in geval van smetplekken en zwemmerseczeem) propolis-tinctuur omdat die een indrogend effect heeft. Was de smetplekken of de voeten elke dag zonder zeep en zorg ervoor dat de aangetaste plekken goed droog zijn. Trek verder bij zwemmerseczeem elke dag schone sokken aan. Bij erg droge huidschimmelaandoeningen kun je beter na een week de druppels of tinctuur vervangen door zalf.
De propolis-oplossing kan na het opbrengen een branderig gevoel geven. Daarom kun je bij baby’s met luieruitslag maar beter zalf gebruiken. Laat ze na het zalven een half uur (of langer) met blote billen op de buik liggen of rondkruipen zodat de billetjes goed kunnen ‘luchten’.
Schimmelinfecties van de nagels of de behaarde hoofdhuid moeten met tinctuur worden behandeld. Het kan bij nagelaandoeningen vele maanden duren vóór de schimmel eruit is verdwenen.
Ringworm ten slotte kan zowel met de propolis tinctuur als met de zalf worden behandeld. Als het om grotere plekken gaat, is tinctuur gemakkelijker, omdat die sneller in de huid trekt dan zalf.
Eeltvorming
Eeltvorming is een verdikking van de opperhuid. Zoiets kan een normale reactie zijn op plaatselijke druk, bijvoorbeeld door een te nauw zittende schoen. De huid beschermt zich zo als het ware tegen beschadiging. Maar eeltvorming kan ook het gevolg zijn van een ziekte van de huid.
Wratten zijn een plaatselijke huidverdikking als gevolg van een virusinfectie. Je kunt proberen deze vaak hardnekkige kwaal te bestrijden door de wratten tweemaal daags aan te stippen met een propolis-tinctuur. Wanneer er zich na twee weken nog geen resultaat begint af te tekenen, kun je door ook propolis-druppels in te nemen (zie daarvoor de algemene gebruiksadviezen) het afweersysteem tegen virussen stimuleren. Op dezelfde manier kun je likdoorns en eksterogen met de propolis-tinctuur behandelen.
Eeltvorming op handpalm en voetzool is een apart ziektebeeld, waarvan de juiste oorzaak niet bekend is. Vaak is deze ziekte erfelijk. De medische naam ervoor is: ‘hyperkeratosis palmaris et plantaris’. Er bestaat geen effectieve behandeling tegen. De eeltvorming op handpalmen en/of voetzolen kan zich zo uitbreiden, dat er een dikke, strakke huid ontstaat die het normale gebruik (met name het strekken) van de vingers onmogelijk maakt. In zo’n geval springt de eeltlaag in de huidplooien gemakkelijk open, waardoor pijnlijke ontstekingen ontstaan. Vaak worden deze mensen op den duur invalide. Propolis blijkt bij deze aandoening een verbluffend goed resultaat op te leveren. Door inwendig gebruik van propolis (zie algemene gebruiksadviezen) en het plaatselijk tweemaal daags insmeren met propolis-tinctuur kan, na een aanvankelijke verslechtering, in de tweede week van de behandeling een verbetering worden verwacht. De kloven sluiten zich en de huid gaat afschilferen. Door nu eenmaal zalf in plaats van tinctuur te gebruiken (en eventueel ook nog wat zuivere vaseline tussendoor) kan de huid soepeler worden. Gebruik na de derde week alleen nog maar de zalf.
Dhr. Van A. te D (had al meer dan twee jaar last en was inmiddels al zo gehandicapt dat hij bang was in de WAO terecht te komen): ‘Alle huidplooien in de handen waren gescheurd en open met als gevolg constante infecties, opgezwollen handen, pijnlijke vingertoppen, niet te strekken vingers (pijn en spanning). Ik kon niet meer eten met mes en vork, niet douchen en scheren, en het autorijden was een marteling. Ik was bij drie huidspecialisten geweest, de laatste van het academisch ziekenhuis, kreeg veertien soorten zalf, maar er trad geen verbetering op. Toen hoorde ik toevallig via vrienden van uw behandeling met propolis. Na dertien dagen smeren (vloeistof) kwamen de eerste tekenen van verbetering, op de 24ste dag was de laatste huidscheur dicht en op de 28ste dag was ik klachtenvrij. Hartelijk dank voor uw hulp.’
Haarproblemen
Haaruitval zou je ook met propolis kunnen behandelen. Bolshakova (1978) deed op het Apimondia-wereldcongres in Boekarest verslag van zijn onderzoek bij maar liefst 500 mensen met (plekgewijze) haaruitval of volledige kaalheid. Bij meer dan de helft van zijn patiënten duurde dit al verscheidene jaren. Een behandeling met propolis leidde bij 82 procent van zijn patiënten tot een positief resultaat. Soms waren de eerste tekenen van nieuwe haargroei al na twee tot drie weken zichtbaar. Maar meestal duurde het wat langer (een tot twee en soms wel drie tot zes maanden) vóór men kon zien of de therapie echt aansloeg.
Voor het behandelen van haaruitval en andere haarproblemen, bijvoorbeeld haarroos, moet de aangedane hoofdhuid eenmaal per dag met enkele druppels propolis-oplossing worden ingewreven. Het tegelijk slikken van propolis versterkt de werking (zie hiervoor het algemene gebruiksadvies). Maar dit is in feite pas nodig als er na enkele weken nog geen resultaat te bespeuren valt.
Psoriasis
Psoriasis behandelen met propolis blijkt bij een redelijk aantal mensen goede resultaten op te leveren. Maar even vaak reageert deze hardnekkige huidziekte er niet op. Dat neemt niet weg dat een behandeling met propolis het proberen waard is, want de dokter heeft je vaak maar weinig te bieden. Afgezien dan van ‘grof geschut’, waar overigens de psoriasis bij veel mensen echt wel van opknapt.
Bij psoriasis is de huid plaatselijk rood met vaak dikke en vette, witte schilfering. Meestal bevinden zulke plekken zich aan de strekzijde van de ellebogen en knieën, maar ze kunnen ook op andere plaatsen zitten, bijvoorbeeld tussen de hoofdharen. Ook de nagels kunnen ziek worden. Soms ontstaan er alleen kleine putjes in de nagel, maar in ernstiger gevallen kan de hele nagel brokkelig worden. Ook gewrichtsontstekingen kunnen erbij optreden.
De oorzaak van psoriasis is onbekend. Wel blijkt psoriasis erfelijk te zijn, al zal lang niet iedereen in de familie er last van krijgen.
Bij de behandeling van psoriasis met propolis is het inwendig gebruik van propolis het belangrijkst. Gebruik hierbij twee keer zoveel als normaal nodig is (zie algemene gebruiksadviezen). Daarnaast gebruik je op de psoriasisplekken tinctuur en na een tot twee weken zalf, net zoals dat bij eczeem wordt gedaan (zie aldaar). In de eigen praktijk is gebleken dat alléén uitwendig gebruiken van propolis-zalf of tinctuur nauwelijks of geen effect heeft.
Dat het inwendig gebruik van propolis het belangrijkst is, blijkt ook uit het onderzoek van Fang Chu (1980) bij 160 psoriasispatiënten. Hij liet ze alléén propolis slikken. Na drie maanden trad bij ongeveer een derde van hen duidelijk verbetering of genezing op.
Mevr. B. te H: ‘Ik ben tot de ontdekking gekomen dat alléén het gebruik van druppels voor inwendig gebruik goede resultaten oplevert. De hoofdhuid is praktisch schoon, en daarvoor heb ik nooit de zalf gebruikt.’
Steenpuisten
Steenpuisten zijn infecties vlak onder of in de huid (vaak in talgkliertjes of haarzakjes) die meestal door de stafylokokkenbacterie worden veroorzaakt. Deze stafylokokken zijn vaak ongevoelig voor penicilline. Orkin (1978) toonde in het laboratorium aan dat propolis een bijzonder sterke werking op stafylokokken heeft. Ook de stafylokokken die ongevoelig (resistent) zijn voor de gebruikelijke antibiotica, bleken wel door propolis gedood te worden. Vervolgens behandelde hij 112 patiënten met hardnekkige steenpuisten door stafylokokken, waarvan er een aantal op moeilijk te behandelen plaatsen zaten zoals in de oksels. De resultaten waren erg goed. Binnen een tot anderhalve week trad genezing op.
Steenpuisten moeten viermaal per dag met propolis-tinctuur worden aangestipt. Gaat het om veel steenpuisten, dan is het sterk aan te raden om tegelijkertijd propolis-druppels te slikken (zie de algemene gebruiksadviezen).
Neus
Een verkoudheid geneest bijna altijd vanzelf. Medicijnen zijn daarbij gewoonlijk niet nodig. Maar als er complicaties dreigen, wordt dat anders. Want bij uitbreiding ervan naar de neusbijholten of het middenoor kunnen vervelende ontstekingen ontstaan. Wanneer je weet dat een verkoudheid gemakkelijk uitloopt op een ontsteking van de neusbijholten of het middenoor (of een bronchitis), kun je beter in een vroeg stadium van de verkoudheid al beginnen met propolis in te nemen (zie algemene gebruiksadviezen). Daarnaast kun je gedurende enkele dagen tweemaal daags in elk neusgat een druppel propolis opsnuiven. Druppel de propolis niet direct in je neus, maar snuif de druppel vanaf je handrug op. Kinderen kunnen overigens maar beter geen propolis-oplossing opsnuiven. Een stoombad met propolis kan ook. Doe daarvoor tien druppels in een bak heet water (voorzichtig boven op het water druppelen) en adem de damp door de neus in.
Sommige kleine kinderen hebben bijna constant een loopneus. Telkens hangt er een pijpje geel of groen vocht onder de neus. Vervolgens vegen ze het met hun handjes weg langs de wangen om daar dan een soort eczeem te veroorzaken. Bij zo’n chronische verkoudheid is er vaak sprake van vergrote neusamandelen. Dit kan leiden tot regelmatig terugkerende middenoorontstekingen. Op den duur zal de dokter dan adviseren om de neusamandelen te laten weghalen. Probeer, vóór het zover is, eens een kuurtje met propolis (zie algemene gebruiksadviezen).
Mevr. De V. te V: ‘Het helpt prima! M’n zoon is al twee keer zelf over z’n verkoudheid heengekomen, terwijl er anders altijd een penicillinekuur volgde.’
Dhr. V. te P: ‘Ik heb gemerkt dat een neusverkoudheid sneller overgaat, namelijk al na een dag. Ook de keelpijn en het benauwde gevoel in de bronchiën verdwenen na twee dagen.’
Griep
Voor griep geldt eigenlijk hetzelfde als voor een verkoudheid. Griep is een virusziekte die soms tot complicaties leidt, maar meestal vanzelf overgaat. Toch kun je er een paar dagen flink ziek van zijn. Een virusdodend middel dat tegelijk je weerstand oppept, kun je dan best gebruiken. Begin er al mee in een zo vroeg mogelijk stadium (zie algemene gebruiksadviezen).
Neusbijholteontsteking
Je weet pas dat je neusbijholten hebt, als ze ontstoken raken. In aansluiting op een gewone verkoudheid ontstaat een zwaar, duf gevoel in je hoofd met een vaak kloppende pijn boven of onder je oog. Bij lopen of vooroverbuigen wordt de pijn erger.
Neusbijholten zijn ruimten in de schedel die via een buisje in open verbinding staan met de neusholte. Boven de ogen zitten twee voorhoofdsholten en onder de ogen twee kaakholten. Bij een verkoudheid raken deze bijholten dikwijls ook min of meer ontstoken. Het kan dan gebeuren dat het neusslijmvlies zodanig opzwelt dat de opening naar een van de bijholten verstopt raakt zodat het daar geproduceerde ontstekingsvocht er niet meer uit kan. Zo ontstaat een acute bijholteontsteking met pijn en koorts. Neusdruppels en antibiotica zijn dan nodig om de ontsteking te bestrijden.
Propolis blijkt ook bij neusbijholteontstekingen goed te werken. Uit een onderzoek in de eigen praktijk bij 27 willekeurig gekozen patiënten met een bijholteontsteking, bleek dat zeventien van hen (68 procent) baat hadden gehad bij propolis. Bij zes van hen verergerden de klachten in het begin van de behandeling. Dit werd mede veroorzaakt door de hoeveelheid vuil, die soms met bloed vermengd, uit de bijholten loskwam, waardoor de neusverstopping tijdelijk verergerde. Maar zoals wel vaker bij het gebruik van propolis het geval is, was de verergering ook in dit geval een goed teken. Bij alle zes was het uiteindelijke resultaat positief.
Wanneer een neusbijholteontsteking niet goed geneest, kan er een chronische neusbijholteontsteking ontstaan. Veel klachten geeft dat in de regel niet, behalve dat er regelmatig een beetje geel of groen slijm uit een van beide neusgaten komt. Chronische moeheid of hoofdpijn kan er ook een gevolg van zijn. Van de 27 bijholtepatiënten uit onze steekproef hadden zes al een tot drie jaar last, en zestien bleken zelfs al langer dan drie jaar last van een chronische bijholteontsteking te hebben. Van hen reageerde 60 procent goed op de behandeling.
Als je een neusbijholteontsteking met propolis wilt behandelen, kun je dit het best doen door propolis-druppels in te nemen én op te snuiven. Het innemen doe je zoals staat bij de algemene gebruiksadviezen. Opsnuiven gaat het best door een druppel op je handrug te leggen en die onder een van beide neusgaten te houden. Houd dan tijdens het opsnuiven je andere neusgat dicht. Doe dat tweemaal per dag (één druppel per neusgat), dat is echt voldoende. Het is niet goed om langer dan twee weken achtereen propolis-druppels op te snuiven, want die zijn vrij scherp en kunnen daardoor bij langdurig gebruik een nadelige invloed hebben op het neusslijmvlies. Het is dan beter om een week ‘rust’ te nemen voordat je opnieuw begint met opsnuiven van propolis-druppels.
Mevr. S. te B: ‘Het grote voordeel voor mij is dat ik de bijholteontsteking nu goed de baas kan worden met een natuurproduct, terwijl ik voorheen herhaaldelijk antibiotica en neusdruppels moest gebruiken, waar ik op zich heel bang voor ben.’
Mevr. Z. te F: ‘Ongeveer vier jaar geleden kreeg ik na een verwaarloosde verkoudheid een chronische kaakholteontsteking. Sindsdien was ik nooit meer helemaal fit en voelde ik me bijna voortdurend moe. Totdat ik op uw advies propolis ging gebruiken. Sindsdien heb ik geen “kloppende kaak” meer en ben ik uitgerust als ik ‘s morgens wakker word.’
Mevr. H. te V: ‘Graag ontvang ik van u nog een flesje propolis-druppels voor gebruik bij voorhoofdsholteontsteking en hooikoorts. We zijn enthousiast over de resultaten.’
Mevr. Z. te H: ‘Onze dochter van 3½ heeft al een halfjaar last van verkoudheden die vast gaan zitten in de kaakholte. Eerst zijn haar amandelen eruit gehaald en vervolgens zijn haar oren schoongemaakt. Dit alles heeft niet zoveel geholpen, ondanks de nodige penicillinekuren die ze vóór en na de ingreep kreeg. Ze heeft nu een maand lang propolis gebruikt. Het resultaat is verbazingwekkend goed. Haar stem klinkt weer goed, ze heeft geen pijn meer aan de ogen en de pus in haar neus is verdwenen. Ze hoeft nu niet meer bij de KNO-arts terug te komen.’
Hooikoorts
Een jeukende, verstopte neus met een waterige afscheiding en tranende, jeukende of branderige ogen zijn voor veel mensen tekenen dat hun hooikoortsseizoen weer is begonnen. Een overgevoeligheid voor bepaalde stofdeeltjes in de lucht (bijvoorbeeld stuifmeel van bepaalde planten of bomen) is er de oorzaak van. Veel mensen hebben er zoveel last van dat ze op droge en een beetje winderige dagen het huis niet uit kunnen, omdat er dan zoveel stuifmeel in de lucht zit. Net als het mooi weer wordt, moet je binnen blijven.
De verschijnselen van hooikoorts zijn met tabletten tegen de allergie vaak goed te onderdrukken. Een nadeel van die middelen is dat ze nogal eens wat sufheid veroorzaken. Er zijn ook injectiekuren om je langzaam ongevoelig te maken voor datgene waarvoor je eerst overgevoelig was. Zo’n kuur moet je wel ruim vóórdat je hooikoortsseizoen begint, bij je arts halen. Of je dat laatste bij een behandeling met propolis ook beslist moet doen, is de vraag. Uit de praktijk blijkt dat mensen pas op het spreekuur komen als ze klachten hebben. De ervaring is dat propolis in dat geval óók werkt. De indruk bestaat zelfs dat het resultaat niet eens duidelijk onderdoet voor een propolis-kuur vóórdat het seizoen begint. Alleen moet je, als je zo laat begint, wel méér propolis innemen.
Chauvin (1980) behandelde zijn ernstige hooikoortspatiënten met hoge doses propolis. Het ging om mensen die in mei en juni nauwelijks in staat waren een stap buiten de deur te zetten. De gebruikelijke medicijnen hielpen bij hen niet meer. De resultaten van een kuur met een hoge dosis propolis waren bij hen verbluffend. Na een week konden ze weer gewoon naar buiten. Een jaar later kregen ze met succes weer een kuur van een week, nu met een lagere dosis. En in het derde jaar volgde wederom een lagere propolis-kuur van een week. Na vijf jaar bleken deze patiënten nog steeds klachtenvrij te zijn.
Ook in de eigen praktijk blijkt propolis bij veel mensen goed tegen hooikoorts te helpen. Uit een onderzoek bij 36 willekeurig gekozen hooikoortspatiënten bleek dat 64 procent van de patiënten er baat bij heeft. Daarvan verklaarde 39 procent zich genezen. De overigen vonden dat er verbetering te bespeuren was. Van de patiënten die pas met de propolis-kuur begonnen nadat de eerste hooikoortsklachten al waren opgetreden, merkten de meesten aan het einde van de eerste week of in de tweede week dat de klachten minder werden. Bij een kwart namen de klachten in het begin van de kuur juist toe! Maar dat bleek een gunstig teken te zijn, want zij allen bespeurden verbetering of genazen, op één na (die durfde niet verder)!
Wanneer je met propolis begint als je al klachten hebt, moet je een twee tot drie keer hogere dosis gebruiken dan gewoonlijk bij andere aandoeningen nodig is. Zie daarvoor de algemene gebruiksadviezen. Verder is het goed om ‘s morgens en ‘s avonds één druppel propolis-oplossing in beide neusgaten op te snuiven. Druppel de propolis-oplossing nooit direct in de neus, want die is daarvoor veel te scherp. Snuif in plaats daarvan een druppel op van je handrug. Beperk het opsnuiven tot de eerste twee weken van de kuur.
Gebruik je propolis als een soort ‘ontwenningskuur’ dus gedurende twee à drie maanden vóór het hooikoortsseizoen begint, dan kun je volstaan met de normale dosering (zie algemene gebruiks-adviezen). Daarnaast ook weer tweemaal daags aan beide kanten een propolis–druppel opsnuiven. Een ‘voorkuur’ van vier weken is voldoende. Start vervolgens ongeveer een week voordat, naar je denkt, je hooikoorts-seizoen gaat beginnen, opnieuw met eenzelfde propolis-kuur. Als alles goed -verloopt kun je het volgend jaar volstaan met een ‘voorkuur’.
Mevr. N. te P: ‘Aangezien ik op m’n 56ste hooikoorts kreeg en geen zin had in driemaal in de week een injectie halen, probeerde ik propolis en het hielp mij enorm.’
Mevr. V. te M: ‘Van harte wilde ik u bedanken voor de propolis-druppels tegen hooikoorts. Het is het eerste product sinds jaren dat bij mij helpt!’
Dhr. R. te V: ‘Ik deel u mede dat de hooikoorts bij mijn zoon verdwenen is. Hartelijk dank voor het resultaat met uw geneesmiddel. Hij is er zeer blij mee daar eindelijk eens vanaf te zijn.’
Dhr. L. te S: ‘Mijn vriendin had veel succes met de propolis–kuur. Af en toe, meestal ‘s morgens, heeft zij nog last van een kleine niesbui, maar daar blijft het bij. Ook heeft zij dit voorjaar afgezien van de -Pollinex-injecties, en gebruikt ze géén pillen of sprays meer tegen de hooikoorts. Mijn eczeemplekjes zijn ook al aan het verdrogen.’
Longen
Een longziekte die veel te maken heeft met allergie, is astma. Door het inademen van iets waarvoor men allergisch is, verkrampen de spiertjes in de wand van de luchtpijpjes van de longen. Benauwdheid en piepend ademen zijn daar onder meer het gevolg van. Maar ook het inslikken van iets waarvoor je overgevoelig bent (voedingsmiddelenallergie) kan een astma-aanval opwekken.
Net als bij andere allergische aandoeningen (hooikoorts en bepaalde vormen van eczeem) kan propolis ook bij astma helpen. Propolis versterkt namelijk de werking van de gebruikelijke astmamiddelen, zo bleek uit een onderzoek van Mihilescu (1978). Hij behandelde een aantal astmapatiënten met propolis (inslikken en snuiven). Hun gewone medicijnen moesten ze blijven gebruiken. Na dertig dagen propolis waren bijna alle patiënten aanvalvrij. Bij controle na drie maanden bleek dit succes nog steeds te bestaan. Van de astmapatiënten die in die dertig dagen alléén hun gewone medicijnen gebruikten, bleek nadien maar de helft aanvalvrij. Dat het succes van de propolis niet op suggestie berustte, bleek uit de resultaten bij een groep controlepatiënten. Die kregen behalve hun gewone medicijnen een placebo (een middel zonder propolis erin). Van hen was ook maar de helft aanvalvrij gebleven.
De ervaring is, dat propolis-druppels vaak te scherp zijn om op te snuiven. Langer dan 2 weken kun je dit dan ook maar beter niet doen. Een maand is echt te lang. Maar propolis toevoegen aan een bakje met heet water (10 druppels voorzichtig op het hete water druppelen) en de damp diep inademen, kan wel langer worden volgehouden. Naast het propolis-stoombad (eenmaal daags) moet je ook propolis slikken (zie algemene gebruiksadviezen).
In een aantal Oost-Europese landen wordt propolis ook wel gebruikt bij de behandeling van longontsteking en longtuberculose. Nu gaat het in beide gevallen om een levensbedreigende aandoening waarbij propolis nooit een vervanging kan zijn voor antibiotica. De bacteriën waar het bij deze ziekten om gaat, zijn meestal heel gevoelig voor propolis. Daarom kun je propolis wel als aanvulling op de gewone behandeling gebruiken. Ook in zo’n geval versterkt propolis de werking van het antibioticum.
Rux (1978) paste propolis toe bij de behandeling van 76 kinderen die wegens een ernstige, slecht genezende longontsteking in zijn ziekenhuis werden opgenomen. Thuis waren ze al tevergeefs met diverse antibiotica behandeld. Door middel van bacteriekweken werd bij elk kind de verantwoordelijke bacterie opgespoord. Tegelijk werd onderzocht welk antibioticum het beste gegeven kon worden. Elk kind kreeg het voor hem of haar meest geschikte antibioticum. De helft van de kinderen kreeg óók propolis voorgeschreven. De propolis hielp goed, want het resultaat van de behandeling was dat de ‘propolis-kinderen’ sneller genazen dan de anderen. Het toevoegen van propolis aan de antibiotica bevorderde inderdaad de genezing.
Ook tegen de tuberculosebacterie is propolis werkzaam. Dit is door middel van diverse laboratoriumproeven aangetoond. Karimova (1978) onderzocht of deze eigenschap van propolis ook in zijn praktijk gebruikt kon worden. Hij had namelijk tientallen tuberculosepatiënten onder behandeling die niet meer op de gebruikelijke antibiotica reageerden of er vanwege bijwerkingen mee moesten stoppen. Aan deze patiënten had Karimova feitelijk geen alternatieven meer te bieden. De behandeling met propolis had gunstige resultaten. Niet alleen de algehele conditie ver-beterde (eetlust en gewicht namen weer toe). De verbetering was ook objectief vast te stellen: de bloedbezinking daalde, de koorts verdween, het hoesten nam af en in het sputum was geen tuberculosebacterie meer aan te tonen. Ook bij patiënten met complicaties van de tuberculose was er verbetering vast te stellen. Van de patiënten bij wie op de röntgenfoto een holte (caverne) zichtbaar was, genas bijna de helft. Ook bij patiënten met niertuberculose of fistelvorming trad genezing op. Ondanks de goede resultaten bij longontsteking en tuberculose is propolis bij deze en andere ernstige ziekten geen eerste keus. Propolis kan wel een prima aanvulling zijn op de ‘gewone’ doktersbehandeling, of gebruikt worden als men is ‘uitgedokterd’.
Oren
Dat je een aantal ziekten van het oor met propolis goed kunt behandelen, is niet zo bekend. Dat komt misschien doordat je een propolis-pil of capsule niet in je oor kunt stoppen. Voor zalf geldt dat in feite ook, want een wattenstaafje mag je nu eenmaal niet echt diep in je oor steken. Toch is er een aantal ooraandoeningen waarbij je propolis best zou kunnen proberen: een ontsteking van de gehoorgang, een langdurig bestaand loopoor en diverse vormen van slechthorendheid.
Gehoorgangontstekingen die in korte tijd ontstaan, zijn meestal bijzonder pijnlijk en worden door bacteriën veroorzaakt. Minder acute gehoorgangontstekingen zijn eerder het gevolg van schimmelinfecties of een eczeem en jeuken meer dan dat ze pijn doen. Vaak loopt er viezigheid uit het oor, wat dan weer een ontsteking of eczeem van de oorschelp kan veroorzaken.
Een gehoorgangontsteking kun je op verschillende manieren oplopen. De belangrijkste oorzaken zijn wel vocht en warmte (zwembad, sauna, de tropen, douchen en duiken) en peuteren in het oor. Het schoonmaken van het oor met wattenstaafjes, het dragen van watjes in het oor of het peuteren met luciferhoutjes in het oor bij jeuk zijn bij artsen bekende risicofactoren voor een ontsteking.
Propolis werkt tegen bacteriën en schimmels en kan daarom bij een gehoorgangontsteking zeer gericht werkzaam zijn. Toch kun je niet zomaar in elk ‘loopoor’ propolis of iets anders druppelen. Er kan namelijk sprake zijn van een doorgebroken middenoorontsteking, waarbij etter door het gesprongen trommelvlies naar buiten loopt. Met het naar binnen glijden van de propolis-druppels komt in dat geval vuil vanuit de gehoorgang in het middenoor terecht. Hierdoor kan de middenoorontsteking verergeren. Je kunt daar met hetzelfde gemak overigens tegenin brengen dat de naar binnen gekomen propolis druppels de bacteriën in het middenoor zullen doden.
Het constateren van een doorgebroken middenoorontsteking is niet zo moeilijk. Bij een middenoorontsteking is er in de regel sprake van een verkoudheid met koorts en van pijn in het oor. Zodra het trommelvlies doorbreekt, daalt de koorts, neemt de pijn flink af (of verdwijnt zelfs) en begint het oor te lopen.
Voor het behandelen van een gehoorgangontsteking met propolis kun je gebruikmaken van een propolis-oplossing (driemaal daags drie druppels in het oor). Doordat de alcohol hieruit verdampt, heeft het een indrogend effect op de natte gehoorgang. Stop er daarom ook geen watjes in, want die zuigen de propolis-druppels op en dat heeft natuurlijk geen enkele zin. Bovendien kan eventueel aanwezig vuil in de gehoorgang er dan niet meer uitlopen.
Naast het druppelen in de gehoorgang is het de eerste twee weken ook goed propolis-druppels te slikken (zie de algemene gebruiksadviezen).
De eventueel bijkomende ontsteking van de oorschelp behandel je net zoals eczeem elders op de huid (zie aldaar). Wanneer het juist om een droge vorm van een gehoorgangontsteking gaat door eczeem kun je beter speciale, iets vettige propolis-oordruppels gebruiken.
Een chronisch loopoor kan ontstaan als gevolg van een niet meer genezende middenoorontsteking of door een vetachtig gezwel in het middenoor (cholesteatoom). Vroeger haalde de KNO-arts de gehoorbeentjes en het trommelvlies weg. Men spreekt in zo’n geval van een -‘radicaalholte’. De viezigheid kan dan gemakkelijk (en levenslang) weg-lopen, maar het meestal erg naar ruikende vocht uit het oor zorgt vaak voor sociale isolatie van deze patiënten. Door de verbeterde operatietechnieken zijn deze operaties overigens niet vaak meer nodig.
Popovici (1978) behandelde negen patiënten met een loopoor door een radicaalholte met propolis-druppels. Na twee weken waren er vier genezen en bij twee was de situatie verbeterd. Maar ook als het loopoor niet echt geneest, is een afname van de nare lucht toch al een enorme verbetering voor de patiënt te noemen.
Met propolis zou je ook slechthorendheid kunnen behandelen. Dat blijkt ten minste uit de resultaten van het onderzoek van Pershakov (1978) bij 382 patiënten met verschillende vormen van niet-aangeboren slechthorendheid. Bij de helft van hen ging het om chronische middenoorontstekingen. Bij de andere helft had de hardhorendheid diverse oorzaken, zoals andere soorten ontstekingen, bijwerkingen van medicijngebruik, lawaai, ouderdom of een bepaald soort botwoekering in het middenoor (otosclerose). Bij 314 patiënten (ruim 80 procent) verbeterde het gehoor na een propolis-kuur, en bij 21 was er een lichte verbetering opgemerkt. Slechts 47 patiënten (12 procent) reageerden niet op de behandeling met propolis. Deze cijfers zijn wel bijzonder gunstig. Zo’n hoog percentage verbetering is haast niet te geloven. Maar zelfs als de resultaten wat ongunstiger zouden zijn, blijft het een methode die het proberen waard is. Zeker als de dokter met ‘gewone’ middelen niet meer kan helpen.
Pershakov behandelde zijn patiënten op een vrij arbeidsintensieve manier: hij bracht een in een speciale propolis-oplossing gedrenkt gaas in de gehoorgang aan. Bij kinderen liet hij dit een nacht lang (10-12 uur) zitten en bij volwassenen zelfs 36 uur. Na tien tot twaalf behandelingen (kinderen soms tot 40 keer) was het beoogde resultaat bereikt of stopte hij de behandeling bij gebrek aan succes. Zelf kun je zo’n behandeling natuurlijk niet uitvoeren. Maar met speciale propolis-oordruppels (tweemaal daags 1-2 druppels) kun je het ook proberen.
Spijsverteringsorganen
Van het spijsverteringskanaal, dat vanuit de mond tot aan de anus loopt, is in de praktijk vaak alleen het begin (de mond) het doelwit van de propolis-behandeling. Aandoeningen van ondermeer de maag en darmen worden in de regel niet met propolis behandeld. Dat is jammer, want bij een aantal van dat soort aandoeningen kan propolis toch echt wel goede resultaten geven.
Voor een maagzweer en een zweer aan de twaalfvingerige darm bestond vroeger geen echt effectieve behandeling. Als een rustkuur en een maagdieet niet hielpen, of wanneer de zweer regelmatig terugkwam, restte er niets anders dan een maagoperatie. Daarbij verwijderde de chirurg het grootste deel van de maag. In de loop van de jaren zeventig werden er zuurremmende medicijnen uitgevonden die zo goed bleken te werken, dat maagoperaties praktisch niet meer nodig waren en bestaande medicijnen in een klap verouderd bleken. Dat geldt in feite ook voor propolis. Wat niet wegneemt dat propolis een goed natuurmiddel tegen maagzweren is. Door viermaal daags een kwartier tot een halfuur vóór de maaltijd en vóór het slapen gaan, propolis-druppels in te nemen, treedt vaak al binnen enkele dagen verbetering op.
Diarree is meestal het gevolg van een infectie in de dunne darm. Diverse virussen en bacteriën kunnen daarvan de oorzaak zijn. Meestal gaat het om onschuldige virussen of gewoon om de verandering van water en voeding op een vakantie: ‘reizigersdiarree’. Maar het kan ook om besmet of bedorven voedsel gaan, en dan zijn er veelal enge bacteriën in het spel. Bij paratyfus is dat bijvoorbeeld het geval.
Propolis doodt niet alleen veel van die onschuldige bacteriën en virussoorten. Propolis werkt ook tegen enge bacteriën als Salmonella en Shigella, zo is uit diverse kweekproeven met deze bacteriën gebleken. Daarom kun je acuut ontstane diarree met propolis-druppels behandelen. Zie daarvoor de algemene gebruiksadviezen. Daarbij horen dan wel de bij diarree gebruikelijke dieetadviezen opgevolgd te worden: veel drinken (bosbessensap, appelsap of wortelsap), ontvette bouillon, lang getrokken thee, géén suiker of volle melk en weinig eten (bijvoorbeeld gekookte rijst, beschuit of geraspte appel).
Bij langdurig bestaande diarree is er iets anders aan de hand, zoals een chronische ontsteking van de darm of een andere ziekte. Er is dus een onderzoek door een arts nodig om achter de oorzaak van die diarree te komen. Is het een chronische darmontsteking, dan kan het om een van de volgende twee ziekten gaan: colitis ulcerosa (de ontsteking zit vooral in de dikke darm) of de ziekte van Crohn (de ontsteking zit vooral in de dunne darm). Hierbij ontstaan in de darmen op vele plaatsen kleinere en grotere zweertjes. Van beide ziekten is de oorzaak onbekend. De mogelijkheid dat het om een besmettelijke ziekte gaat, is echter niet uitgesloten. Bij patiënten met de ziekte van Crohn is een op de verwekker van tuberculose gelijkende bacterie (Mycobacterium paratuberculosis) in de darmen gevonden. Toen daarmee geiten werden besmet, kregen zij dezelfde soort zweren in de darmen als mensen met de ziekte van Crohn. Verder zijn er aanwijzingen dat de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa iets met elkaar te maken hebben. Beide ziekten komen zo vaak in één gezin voor dat dit geen toeval kan zijn. Van colitis ulcerosa is diarree met bloed en slijm (tot wel 30 keer per dag) het belangrijkste symptoom. Je kunt de deur nauwelijks uit. Een vakantie of deelnemen aan het verenigingsleven kun je wel vergeten. Daarnaast kunnen er klachten zijn over buikkrampen, slechte eetlust, moeheid en een slap gevoel. Vooral het feit dat je herhaaldelijk naar het toilet moet, maakt het tot een uiterst vervelende ziekte. En dan kunnen daar nog nare complicaties bijkomen die een operatie noodzakelijk maken. Gelukkig heeft de medische wereld de colitis -ulcerosa-patiënten wel het nodige aan medicijnen te bieden. Maar meestal gaat het om ‘zwaar geschut’, zoals bijnierschorshormonen (prednison). Datzelfde geldt voor de ziekte van Crohn. Met wisselende buikkrampen en diarree, verminderde eetlust, algemene malaise en gewichtsverlies lijkt deze ziekte wel wat op de chronische dikke darmontsteking. Behalve bijnierschorshormonen zijn hierbij langdurig antibiotica nodig.
Propolis blijkt vooral bij colitis ulcerosa, maar ook bij de ziekte van Crohn soms verbluffende resultaten te kunnen opleveren. Dat blijkt onder meer uit een onderzoek dat Nikolov (1978) onder 45 patiënten met colitis ulcerosa deed. Ze kregen een vrij hoge dosis propolis voorgeschreven, namelijk driemaal daags veertig druppels propolis-tinctuur. Daardoor was na vijf à tien dagen al een verbetering van de ontlasting te merken. Bij 26 van de 45 patiënten was er sprake van een zeer goede reactie op de behandeling. Bij twaalf patiënten waren de resultaten goed en bij vijf was de uitkomst bevredigend. Slechts twee patiënten reageerden niet op de behandeling.
Deze opmerkelijke resultaten passen bij de gunstige ervaringen met de behandeling met propolis van colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn in de eigen praktijk. Daarbij wordt gebruikgemaakt van speciaal hiervoor gemaakte capsules, gevuld met een geconcentreerde dosis propolis, die pas in de darmen uiteenvallen. Eén capsule per dag gedurende twee tot vier weken is in de regel voldoende. Dat deze ziekten goed reageren op propolis, past wel bij de ontdekking dat de paratuberculosebacterie mogelijk de veroorzaker is. Propolis is immers bacteriedodend, en de tuberculosebacterie blijkt gevoelig te zijn voor propolis.
Mevr. W. te V (jarenlang colitis ulcerosa, kon na haar eerste propolis-kuur, twee jaar geleden, eindelijk eens op vakantie): ‘Begin januari dit jaar kreeg ik weer last van colitis ulcerosa. Ik hoopte met behulp van de Salofalk-zetpillen en Salozopyrine-tabletten die ik van de specialist kreeg, de kwaal te onderdrukken, maar bereikte er niets mee. Ik heb toen weer uw propolis-capsules gebruikt. Op 14 februari begon ik ermee. Op 20 februari kon ik definitief zeggen dat de colitis onderdrukt was. Dit is nu al de derde keer dat het zo loopt. Het is echt ongelooflijk.’
Mevr. H. te D: ‘Ik had jarenlang darmklachten en diarree. Ik heb een maand een kuur gedaan met uw propolis-capsules en daarna geen last meer gehad.’
Aambeien behandelde men vroeger wel met een zalf die werd gemaakt van de hars van naaldbomen en het sap uit de berkenboom. De werk-zame bestanddelen hierin zijn grotendeels dezelfde als die in propolis. Vandaar dat propolis bij aambeien prima kan helpen. Tweemaal per dag propolis-zalf op de anus is bij uitwendige aambeien voldoende. Voor -inwendige aambeien kun je beter (eenmaal daags) een propolis-zetpil gebruiken. Als de aambeien het gevolg zijn van obstipatie (en dat is meestal het geval), moet daaraan natuurlijk ook iets worden gedaan. Door het vele persen bij te harde ontlasting zwellen de aambeien namelijk toch telkens weer op. Voldoende vochtopname per dag (1 à 1½ liter), voldoende voedingsvezels (bruin/volkorenbrood, rauwkost, fruit, zemelen enzovoorts) en voldoende lichaamsbeweging zijn daarbij belangrijk.
Harde ontlasting wil ook nog wel eens leiden tot pijnlijke anuskloofjes. Dat zijn scheurtjes in het slijmvlies van de anus, die door de -bacteriën uit de ontlasting ontstoken zijn geraakt. Een gecombineerde behandeling met propolis-zalf en zetpillen zal in dit geval vaak helpen.
In Frankrijk wordt propolis ook wel gebruikt tegen aandoeningen van de galwegen. Het zou bijvoorbeeld helpen tegen krampen van de galwegen door galstenen en tegen chronische galblaasontsteking. Maar er is in de literatuur die over propolis is verschenen, onvoldoende over de werking bij galaandoeningen te lezen om hierover iets met -zekerheid te kunnen zeggen.
Spieren en gewrichten
Er is hoegenaamd geen onderzoek gedaan naar de werking van propolis bij reuma en andere aandoeningen van spieren en gewrichten. Wel is bekend dat de stoffen chrysin en galangin (twee flavonoïden in propolis) het enzym cyclooxygenase (COX) remt. Diverse, alleen op recept verkrijgbare, geneesmiddelen tegen reuma en artrose, de zogeheten COX-remmers, werken volgens hetzelfde principe (Viuda-Martos 2008).
Dat propolis in veel gevallen bij spier- en gewrichtsklachten goede resultaten oplevert, is in de eigen praktijk dan ook meer dan bij toeval gebleken. Bijvoorbeeld bij een mevrouw die twee weken propolis slikte voor een blaasontsteking: Mevr. H. te W: ‘Ik ben drie à vier jaar bij de therapeut geweest omdat de rugspieren vanwege verschillende operaties een puinhoop waren met veel pijn. Ik ga nu niet meer, want de pijn is weg. Kan dat verband houden met het slikken van de propolis?’
Inmiddels wordt propolis wel vaker bij spier- en gewrichtsaandoeningen voorgeschreven. Ongeveer de helft van de mensen blijkt er baat bij te hebben. Soms blijkt het pijnstillend effect al in de eerste week van de behandeling. Maar het kan ook wel meer dan twee weken duren vóór het eerste resultaat merkbaar is.
Spierpijn kun je met propolis-zalf behandelen door de pijnlijke spieren er goed mee in te masseren (ten minste twee keer per dag). Maar je kunt ook propolis innemen (zie de algemene gebruiksadviezen). De combinatie van beide heeft het meeste effect.
Een tennisarm is een bijzondere vorm van spierpijn. Hierbij is de pees van de onderarmspier aan de buitenkant van de elleboog ontstoken door langdurige overbelasting. Zoiets komt niet alleen voor bij tennisspelers, maar kan iedereen overkomen die veel draaibewegingen met zijn of haar onderarm maakt (bijvoorbeeld bij het breien of wringen). Doe hierbij driemaal daags een niet te zuinig laagje propolis-zalf op de pijnlijke plek, met daarop een verband (zwachtel). Daarnaast kun je ook nog propolis slikken. Soms wordt de pijn in het begin erger, maar dat is een goed teken.
Propolis kan ook bij diverse gewrichtsaandoeningen worden gebruikt. In de meeste gevallen zal het om artrose gaan, ook wel ‘slijtage’ genoemd. Artrose zit meestal in de heupen, knieën of wervels (nek of lendenen). Pijn treedt vooral op bij de eerste bewegingen (‘startpijn’) en ‘s nachts bij het omdraaien in bed. Bij de ‘echte’ reuma gaat het juist om pijn in de kleine gewrichten van handen en voeten. Die gewrichten zijn daarbij rood en opgezwollen.
En ten slotte kan propolis ook worden gebruikt bij jicht. Dit is een gewrichtsaandoening die ontstaat ten gevolge van een te hoog urinezuurgehalte van het bloed. De ontsteking waardoor de gewrichten rood, dik en erg pijnlijk zijn geworden, zit erg vaak in de grote teen of in een van de gewrichten van het been.
Bij gewrichtsaandoeningen gebruik je propolis in de gewone standaarddosering. Ga bij onvoldoende resultaat na een week over op een dubbele hoeveelheid per keer. Verder kun je op de pijnlijke gewrichten tegelijk ook een- of tweemaal daags propolis-zalf smeren.
Mevr. S. te R: ‘Vanaf mijn geboorte heb ik gewrichtsreuma, en na veel medicijnen, artsen, therapieën, enzovoorts denk ik nu het middel gevonden te hebben dat de pijn en alles wat erbij komt, positief beïnvloedt.’
Dhr. G. te S: ‘Ik deel u mede dat ik last had van jicht. Steeds -voelde ik in mindere of meerdere mate mijn grote-teen-gewrichten. Na propolis-gebruik is alle last verdwenen.’
Propolis tegen kanker en aids?
Van propolis is wel beweerd dat het kanker kan genezen. Zulke beweringen dienen altijd met grote argwaan te worden beoordeeld. Een paar genezen patiënten vormen op zich geen bewijs voor het succes van de behandeling, hoogstens een aanwijzing. En zo is het met propolis ook. Er zijn wel aanwijzingen dat propolis mogelijk iets tegen kanker doet, maar een goed, bewijzend onderzoek is (nog) niet verricht. Een overzicht van verricht onderzoek is beschreven door Burdock (1998) en recenter door Sawicka (2012).
Proeven bij kankerpatiënten met een nieuw middel zijn, -technisch gesproken (maar ook ethisch), erg moeilijk uitvoerbaar. Het -onderzoek met propolis is dan ook gedaan met proefdieren, waarbij bijvoorbeeld Derevici (1978) de groeiremmende werking van propolis op buikkanker bij muizen ontdekte. Interessant zijn ook de onderzoekingen van N. Popovici (1978) en Hladon (1980). Propolis bleek de groei van kwaadaardige cellen in weefselcultures af te remmen. Opmerkelijk is daarbij de bevinding van Popovici, dat propolis géén invloed had op de celdeling van gezonde weefselcellen. De normaal bij kanker voorgeschreven celdelingremmende middelen (de zogeheten cytostatica), remmen in meer of mindere mate óók de groei van de normale weefselcellen, waardoor vaak bijwerkingen optreden.
Een ander aspect van de behandeling met propolis van kankerpatiënten is de verbetering van de algehele conditie. Vooral na een operatie, bestraling of cytostaticakuur kan men zich erg beroerd en verzwakt voelen. Propolis kan in zo’n geval een gunstig effect hebben. C. Popovici (1978) behandelde zes patiënten met keel- en slokdarmkanker met -propolis. Allen waren na de operatie en bestraling in een slechte algehele conditie. De behandeling bestond uit driemaal daags tien druppels -propolis-tinctuur en een theelepel pollen en honing. Alle zes de patiënten reageerden goed op deze behandeling. De eetlust kwam terug, ze -sliepen beter en namen in gewicht toe.
Het antitumoreffect van propolis werd aanvankelijk toegeschreven aan de flavonoïden in propolis. Tegenwoordig wordt cafeïnezuur, een van de aromatische stoffen in propolis, gezien als de belangrijkste tumorremmende stof in propolis. Banskota (2001) schreef hierover een overzichtsartikel. Met cafeïnezuur wordt nu gericht onderzoek gedaan. Daarbij werd onder meer door Chuu (2012) in weefselcultures van menselijk prostaatkankerweefsel groeiremming door cafeïnezuur aangetoond. Sawicka (2012) onderzocht chrysin, een ander bestanddeel van propolis en vond dat ook deze stof tumorgroei afremt. Sforcin (2007) schreef een overzichtsartikel over onderzoek naar groeiremming van tumoren door propolis.
Hiv-infectie (aids) is een virusziekte, die ertoe leidt dat de weerstand tegen andere infectieziekten sterk afneemt. Propolis werkt tegen diverse virusziekten en stimuleert in het lichaam de afweer tegen (andere) infectieziekten. Het is dus in theorie mogelijk dat propolis bij aids een gunstig effect heeft. Toch is er nog maar weinig onderzoek met propolis bij hiv verricht. Daarbij is wel een remmend effect gevonden op de groei van het hiv-virus (Azad 2005, Gekker 2005). Resultaten van de behandeling met propolis of met specifieke propolis-bestanddelen zijn tot nu toe niet gepubliceerd.
En dan verder nog ...
De belangrijkste successen van propolis liggen op het gebied van de huidziekten, de keel-, neus- en ooraandoeningen en de stoornissen van de mond en het maag-darmkanaal. Hiermee bestaat in de praktijk ook de meeste ervaring. Toch zijn er nog enkele geheel andere aandoeningen, waarbij over het gebruik van propolis gunstige resultaten zijn gemeld. Om een zo volledig mogelijk beeld van de werkzaamheid van propolis te geven, kunnen deze hier niet onvermeld blijven.
Witte vloed
Omdat propolis zowel tegen schimmels als tegen bacteriën en de trichomonasparasiet werkzaam is, kun je er de meeste vormen van witte vloed mee behandelen. Dat propolis daartegen ook echt helpt, is uit een aantal onderzoekingen wel gebleken. Het zou zelfs beter werken dan de gangbare therapie, als je ten minste het onderzoek van Zawadzki (1978) maatgevend vindt. Hij behandelde negentig vrouwen met witte vloed met propolis of met het in Polen gangbare middel Vagosan. In ongeveer de helft van de gevallen ging het om een trichomonasinfectie. Van de vrouwen die propolis kregen, genas 79 procent, terwijl maar 57 procent van de met Vagosan behandelde vrouwen genas. Bij de andere helft ging het om schimmelinfecties of een bacteriële infectie. In het laatste geval was het verschil in resultaat ook groot. Met propolis genas 88 procent en met Vagosan 57 procent. Bij de schimmelinfecties was het verschil echter klein, namelijk 79 procent tegen 64 procent.
Uit dit soort getallen kun je natuurlijk niet de conclusie trekken dat propolis beter werkt dan de in ons land gebruikelijke medicijnen tegen vaginale infecties. Die medicijnen werken nu eenmaal een stuk beter dan Vagosan. Je mag wel de conclusie trekken dat propolis een redelijk alternatief is bij de behandeling van vaginale infecties. Propolis werkt hierbij het best bij plaatselijke toepassing. In de praktijk maken we in dat geval gebruik van speciale zetpillen. Wanneer je tweemaal daags gedurende zeven dagen in de vagina zo’n zetpil aanbrengt is dat meestal voldoende. Het effect van de plaatselijke behandeling kan worden versterkt door tegelijk ook propolis te slikken. Zie hiervoor de algemene gebruiksadviezen.
Prostaatontsteking
Een prostaatontsteking is een zeer pijnlijke aandoening. Het hele gebied rond de prostaat is opgezet en als er druk op uitgeoefend wordt, pijnlijk, waardoor je niet goed meer kunt zitten. Ook het plassen doet vaak zeer. Een acute prostaatontsteking wordt behandeld met een hoge dosering antibiotica. Helaas dringen antibiotica moeilijk door in het binnenste van de prostaat, zodat het nogal eens voorkomt dat een prostaatontsteking niet helemaal geneest en chronisch wordt. Er ontstaan dan meer vage klachten als pijn laag in de rug, vaak kleine beetjes moeten plassen, wat pijn bij het plassen en soms wat afscheiding uit de penis.
Propolis zou bij een chronische prostaatontsteking in een aantal gevallen met succes zijn toegepast. Je moet hiervoor een maand lang eenmaal daags een zetpil gebruiken, en verder ook propolis innemen volgens het algemene gebruiksvoorschrift (zie aldaar). Eventueel kun je tegen de pijn ook nog tweemaal daags zalf op de huid boven de prostaat aanbrengen.
Ziekten van het zenuwstelsel
Er zijn maar weinig ziekten van het zenuwstelsel waarbij propolis met succes is toegepast. Maar omdat het vaak om ziekten gaat waar we weinig of niets tegen kunnen doen, is het niet gek om daarbij toch een maand of twee propolis te proberen.
Multiple sclerose is een van de ziekten waarbij propolis met een redelijk resultaat is toegepast. Op het internationale Apimondia-congres in 1979 (Donadieu 1983) werd verslag gedaan van een zogeheten dubbelblind onderzoek met propolis. Dat ‘dubbelblind’ houdt in dat de helft van de patiënten propolis-druppels krijgt en de andere helft druppels met een kleurstofje, terwijl de patiënten en de arts tot het einde van de behandeling niet weten wie wat heeft geslikt. De factor suggestie wordt zo uitgeschakeld. Uit dit onderzoek bleek duidelijk dat de propolis werkzaam was geweest als je de resultaten vergeleek met die bij de gebruikers van het nepdrankje. Multiple sclerose is waarschijnlijk een virusziekte. De verklaring voor het gunstige resultaat van propolis kan dus wellicht in het virusdodend effect van propolis worden gezocht.
Het dubbelblinde onderzoek omvatte nog enkele andere ziekten van het zenuwstelsel, zoals de ziekte van Parkinson, spierdystrofie, slechte bloeddoorstroming van de hersenvaten, anorexia nervosa en de klachten die kort na een hersenschudding ontstaan. Ook bij deze aandoeningen zou de werkzaamheid van het propolis-drankje duidelijk zijn aangetoond in vergelijking met die van het nepdrankje.
Propolis en huisdieren
Je kunt propolis net zo goed bij dieren gebruiken als bij mensen. Infectieziekten, wonden, eczeem, haaruitval, schimmelaandoeningen en allerlei andere ziekten komen bij dieren natuurlijk ook voor. In Rusland staat propolis zelfs op de lijst van aanbevolen stoffen die het ministerie van Landbouw voor het gebruik in de diergeneeskunde heeft opgesteld. Veel ervaring is er op dit gebied in ons land nog niet. Maar de resultaten in de eigen praktijk met dieren zijn zeer bemoedigend.
Het gebruik van propolis bij dieren gaat net zoals bij mensen, zeker wat de uitwendige behandeling betreft. Voor inwendig gebruik moet je de dosis aanpassen aan het gewicht van het dier. Dit betekent dat dieren tot 10 kilo een kwart van de dosis voor volwassen mensen moeten innemen. Voor dieren tussen de 10 en 20 kilo is dit de helft en voor dieren tussen de 20 en 40 kilo driekwart van de dosis voor volwassen mensen. Boven de 40 kilo telt het dier als een volwassene.
Mevr. R. te B: ‘Vier weken geleden zond u mij twee flesjes propolis om een allergie bij onze poes te behandelen. Het resultaat is geweldig, echt ongelooflijk! Nu, na vier weken in- en uitwendig propolis te hebben gebruikt, zijn de plekken praktisch verdwenen. Het waren vijf plekken ter grootte van een gulden in haar nek en hals en boven één oog. Van de dierenarts kregen we druppels, pillen, injecties, zalf, maar niets hielp. Hij wist niet meer wat hij eraan kon doen (reeds een jaar). Nu echter gaan er weer haartjes groeien op de plekken die dicht zijn. En de enige plek die nog wat vochtig is, wordt steeds kleiner. Zij laat zich goed behandelen met de tinctuur, en druppels innemen geeft al helemaal geen moeilijkheden. U kunt zich niet voorstellen, of misschien toch wél, hoe blij we zijn dat we over propolis gelezen hebben en nu ontdekt hebben dat dit middel ook echt helpt!’
Algemene gebruiksadviezen
Bij vrijwel alle in dit boek genoemde aandoeningen wordt in onze praktijk gebruikgemaakt van propolis in druppelvorm. Afhankelijk van de ziekte kan de propolis-oplossing inwendig en/of uitwendig worden gebruikt. De meer geconcentreerde propolis-tinctuur is in principe alleen bedoeld voor uitwendig gebruik.
De propolis-druppels kun je direct vanuit het flesje op de tong druppelen. Ze werken het best, wanneer je ze eerst een halve minuut lang in de mond heen en weer beweegt. Een deel van de bestanddelen wordt dan al door het slijmvlies van de mond opgenomen en aan het bloed afgegeven. Vooral het mondslijmvlies onder de tong is erg dun en daarom zeer geschikt voor het opnemen en aan het bloed afgeven van propolis-bestanddelen. Na die halve minuut slik je de met speeksel vermengde propolis in.
Bij de meeste aandoeningen gebruik je viermaal daags vier druppels. Soms moet je wel eens de dubbele dosis gebruiken. Per keer neem je dan twee keer zoveel druppels in. Kinderen krijgen normaal per keer een kleiner aantal druppels afhankelijk van de leeftijd. Aan kinderen tussen de zeven en twaalf jaar geef je drie druppels per keer; voor kinderen van vier tot en met zes jaar zijn twee druppels per keer genoeg. Kinderen tot en met drie jaar krijgen per keer één druppel. Je kunt die direct in de mond druppelen, of eerst een druppel in een klein stukje biscuit laten trekken of op een lepeltje honing doen. Wanneer de klachten minder worden, kun je proberen om het aantal keren innemen langzaam te minderen van driemaal daags naar tweemaal daags. Na het verdwijnen van de klachten kun je, via een korte periode van eenmaal daags, stoppen met het innemen.
In het begin van de kuur kunnen de klachten tijdelijk toenemen. Dit is een goed teken en betekent dat de kuur zal aanslaan. Wordt het je te erg, dan onderbreek je de kuur een dag.
Propolis-zalf gebruik je in de meeste gevallen tweemaal daags. In veel gevallen is het beter om eerst gedurende enkele dagen propolis-druppels of tinctuur op de huidaandoening te doen. Per aandoening staat in dit boek vermeld of dit nodig is.
Een gebruiksadvies voor de gewone propolis-pillen en capsules die in de winkel te koop zijn, kan ik moeilijk geven. Ze zijn niet gemaakt op basis van opgeloste propolis. De hoeveelheid die ervan in het bloed terechtkomt, is dan ook gering, want de propolis lost niet in water op en het maag-darmstelsel is een waterig milieu.
Bijwerkingen
Elk middel dat werkt, heeft automatisch bijwerkingen, en dat geldt dus ook voor propolis. Gelukkig zijn er weinig ongewenste bijwerkingen, en die komen maar bij een beperkt aantal mensen voor. Een onderzoek bij 250 willekeurig gekozen gebruikers in onze praktijk wees uit dat misselijkheid bij het innemen (drie gebruikers) de meest genoemde bijwerking was. Het erger worden van de klachten in het begin van de behandeling wordt nogal eens als een ‘bijwerking’ opgevat. Uit de praktijk is gebleken dat dit juist een goed teken is. De meesten die durven door te zetten (wel even stoppen totdat de reactie is afgenomen), blijken uiteindelijk zeer goed te reageren!
Andere klachten die wel eens genoemd werden (een of twee keer), zijn een ruw gevoel in de mond, een branderig gevoel in de slokdarm, duizeligheid, hoofdpijn, heesheid en vaak plassen. Het is maar de vraag of dit echt van de propolis kwam of dat dat toeval is. Bovendien zijn er ook mensen die propolis juist met succes tegen duizeligheid of hoofdpijn hebben gebruikt.
Gunstige bijwerkingen werden ook wel genoemd, zoals het -steviger -worden van de nagels, het minder worden van bobbeltjes op de bovenarmen, het korter worden van de menstruatie (één in plaats van drie -weken), het meer energie krijgen (tweemaal), het verdwijnen van een langdurige moeheid en het verdwijnen van pukkeltjes.
Van de 24 meldingen over bijwerkingen (op 250 gebruikers) bleek het dus in zes gevallen om gunstige bijwerkingen te gaan. Dit geeft overigens een vertekend beeld. Want het gaat hier om mensen die een bijkomend gunstig effect van propolis als een ‘bijwerking’ beschouwden.
Waarschuwing: Eén op de 2000 mensen is allergisch voor propolis. Na contact met propolis ontstaan er dan rode, jeukende vlekken of bulten op de huid. Mensen die al allergisch voor andere stoffen zijn, lopen uiteraard meer risico ook allergisch te zijn voor propolis. Dit geldt met name voor mensen die allergisch zijn voor perubalsem. Of je allergisch bent voor propolis, weet je zelden of nooit van tevoren. Dat blijkt pas als je het middel gebruikt. Dat kun je zonder risico uitproberen door
’s avonds een beetje propolis-zalf of druppels op je handrug te doen. Als je allergisch bent, ontstaat er in de loop van de nacht of volgende -morgen een rode, jeukende plek. Gebeurt er niks, dan ben je er dus niet allergisch voor.
Propolis kan de werking van bloedverdunnende middelen -(sintrom, sintrommitis of marcoumar) versterken. Dit is gebleken bij het regelmatig bloedonderzoek dat gebruikers van bloedverdunnende middelen bij de trombosedienst moeten ondergaan. Twee propolis-gebruikers kregen te horen dat hun bloed zomaar ‘veel dunner’ was geworden (het percentage van de trombotest was lager geworden). Als gevolg daarvan moesten ze een lagere dosis bloedverdunnende middelen gaan gebruiken. Het is niet duidelijk op welke manier propolis de werking van bloedverdunnende middelen versterkt. Het is ook mogelijk dat propolis zélf een licht bloedverdunnende werking heeft. Deze ervaring in onze praktijk leidt in elk geval tot het dringende advies aan gebruikers van bloedverdunnende middelen om na een week propolis-gebruik hun bloed door de trombosedienst te laten controleren.
Hoe kom je aan propolis?
Propolis is gewoon in de winkel te koop. Verschillende drogisterijen, reformzaken en natuurvoedingswinkels hebben propolis in hun assortiment opgenomen. Ook via internetsites is propolis te koop. Je kunt er propolis in de vorm van tinctuur, druppels, tabletten en capsules en soms ook wel ruwe propolis aantreffen.
Het gebruik van ruwe propolis in tabletten en capsules heeft geen zin. De belangrijkste reden hiervan is dat propolis een harsachtige stof is met tientallen werkzame bestanddelen, die niet in water oplossen. Het inslikken van ruwe propolis heeft daarom geen zin, want darm- en maagsappen zijn waterachtige vloeistoffen. Daarin lossen de geneeskrachtige bestanddelen van propolis bijna niet op. De pillen en capsules zijn gemaakt van gemalen, ruwe propolis. Daarvoor wordt de propolis eerst ingevroren, want bij kamertemperatuur is deze te kleverig om te vermalen of te verpoederen. In de maag is het warm. Daardoor kleven al die korrels propolis uit de pil of capsule daarin weer snel aan elkaar tot een balletje ruwe propolis, waardoor de bestanddelen nauwelijks in het bloed opgenomen. Dat blijkt ook wel uit de eigen praktijk. We maken het regelmatig mee dat mensen die eerst de gewone tabletten hebben gebruikt, ons vertellen dat die niet werken.
Bij 90 procent van al het gepubliceerde onderzoek over propolis is gewerkt met propolis-extracten of verdunde oplossingen. Via speciale oplostechnieken worden de bestanddelen uit de hars getrokken en in oplossing gebracht. Pas dan kan het menselijk lichaam volledig profiteren van alle werkzame bestanddelen uit de propolis.
Firma’s die propolis in de handel brengen, schermen in hun reclamefolders kwistig met allerlei namen van artsen die zoveel succes hadden met propolis. Voor zover die artsen (of hun publicaties) zijn na te trekken, blijken die allemaal met propolis-extracten of verdunde oplossingen te werken. Maar dat staat uiteraard niet in de reclamefolders vermeld.
De propolis-tabletten of capsules die je in de winkel kunt kopen, zijn meestal van buitenlandse oorsprong. Bij onder meer allergische ziekten is het juist van belang dat het om propolis uit de eigen streek (land) gaat. Je hebt dan weinig aan propolis uit China of Arizona, want daar zweeft totaal ander stuifmeel door de lucht dan hier.
Voor de behandeling van huidziekten heb je zalf nodig waarin propolis-bestanddelen in opgeloste toestand aanwezig zijn. Anders krijg je hetzelfde probleem als bij de tabletten en de capsules.